Sinds kort werk ik anderhalve dag per week bij een wijnhandel. Ik miste de horeca, wilde niet meer altijd in mijn eentje werken, maar heb B beloofd niet meer te zullen koken voor mijn geld. De uren, weet je. We kennen dat te goed.
Dat ik thuiskom en haar zie slapen, dat zij opstaat en mij ziet slapen. Dat we op zondag asynchroon doodmoe zijn.
Mijn eerste beurs was vorige week. Prowein, in Dusseldorf, is stuitendgroot en verstikkend druk. Gelukkig had vriend en nieuwe baas Olle een helder plan en een lijst met namen en stands. Het was leuk om hem aan het werk te zien; een goede manier om alle producenten en hun nieuwe jaargangen te leren kennen.
De werkdag was een paar uur te lang. Olle zit zo in elkaar dat hij kan besluiten ergens weg te gaan en dan nog twee uur blijft rondhangen. Ik zit zo in elkaar dat ik besluit te gaan en eigenlijk al weg had willen zijn. We gaan hier samen wel uitkomen. Daar heb ik vertrouwen in. Hoe dan ook: we hadden honger, moesten naar Keulen omdat er in Dusseldorf geen hotelkamers meer waren en werden weggestuurd bij een maanden tevoren gereserveerd restaurant omdat we te laat kwamen.
Nou heb ik in mijn verleden als gastheer bij een drukke zaak meermaals tafels weggegeven omdat mensen een kwartier te laat kwamen. Wat je dan doet is dat je de situatie uitlegt, ze een drankje aanbiedt en aan de bar laat wachten tot er weer iets vrijkomt. Je haalt een voordeel uit een nadeel: dubbele bezetting van een tafel zonder dat de rechtmatige reserveerder daarover mag klagen.
Zo niet in Keulen. De Duitser (ook al was deze van Italiaanse herkomst) wil niet dat je met zijn regime fuckt. Olle baalde. Hij zit zo in elkaar dat hij zonder eten heel sjagrijnig wordt. Ik word vooral laconiek. We gaan hier samen wel uitkomen. Daar heb ik vertrouwen in.
Bij het hotel bleek een van onze kamers vergeven. Ze hadden maar één bed ter beschikking. Toen Olle tegen de baliemedewerker zei dat we een probleem hadden, stond de medewerker op. Hij kwam achter zijn balie vandaan en ging dreigend voor ons staan. Wat hij miste in lengte, maakte hij meer dan goed in overtuiging. Kennelijk had hij verstaan dat we hem een teringlijder vonden. Dat was niet wat we gezegd hadden. Wij benadrukten dat. In het Engels. Daarna in het Duits.
Het wilde er niet meer in. We kregen hem niet terug op zijn stoel. De Duitser (ook al was deze van Filippijnse herkomst) wil niet dat je met zijn regime fuckt.
We liepen naar buiten, tuurden over het plein waar drie maanden geleden massa-aanrandingen plaatsvonden. Nu stond er achterlijk veel oproerpolitie. Ik schatte vier zwaarbewapende agenten voor elke burger.
‘Misschien zijn ze nog wat gespannen,’ zei Olle. ‘Door recente gebeurtenissen.’
‘Ja,’ zei ik. ‘Ze lijken niet te willen dat er met ze wordt gefuckt.’
Het leek best een goede grap, tot ik vandaag de krant van de mat haalde.
______________________________________________________________________________
Gilles van der Loo (Breda, 1973) is redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Van hem verschenen in 2011 de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en in 2013 de roman Het laatste kind.