Wie in het gezelschap bracht Boenin ter sprake? Hij merkte op dat Ivan Boenin als het ware de toon heeft voortgezet van Tsjechov, veertig jaar nadat die was gestorven. Ja, nu weet ik weer wie van ons het was. Met spijt en verbazing stelde hij vast dat Boenin nooit de bekendheid van Tsjechov ten deel is gevallen. Geestdriftig sprak hij over Boenins gevoelige liefdesverhalen. Ik viel hem bij. Of eigenlijk: in mijn enthousiasme viel ik hem in de rede. ’Dat verhaal,’ riep ik uit, ’over die man en die vrouw die in het geheim verliefd op elkaar zijn. Ze zullen elkaar nooit krijgen, want zij is getrouwd, en ze kunnen elkaar alleen maar ontmoeten in het bijzijn van anderen. Maar dan, na afloop van een of andere soirée, zien ze kans om in een rijtuig naar het strand te gaan. Daar blijven ze tot de ochtend, het is de enige nacht die ze samen hebben. Zij gaat zitten op een rots en hij knielt bij haar neer. Ik herinner me vooral dat hij op zeker moment haar handschoen kust. Hij kust ook haar japon.’
Haar handschoen, haar japon! Zo kuis gaat het in de literatuur tussen geliefden al lang niet meer toe. Toch is het een zeldzaam erotisch samenzijn, bij het lezen waarover je hart gaat bonzen en je zo vaak moet slikken dat je mond er droog van wordt. Thuis heb ik het verhaal opgeslagen. Het eindigt zo: ’Was deze nacht beter dan de andere nachten waarin ik heb bemind, ik weet het niet, maar deze nacht had zijn gelijke niet. En toen ik haar japon op haar knieën kuste, lachte zij stil door haar tranen heen en omhelsde mijn hoofd, ik keek naar haar met de verrukking van de waanzin, en in het ijle licht van de sterren leek haar bleke, gelukkige, vermoeide gezicht me het gezicht van een onsterfelijke.’
’In de herfst’ blz. 155-160
I.A.Boenin, Verzamelde Werken I,
Uitgeverij G.A. van Oorschot,
Vertaald door Margriet Berg en Marja Wiebes