Na een reis van twaalf uur hobbelde ons huurautootje over de stenige landweg die Ounara met Had Draa verbond.
Nog even en we zouden aankomen bij het naamloze gehuchtje dat door onze routebeschrijving slechts werd aangeduid met à droite après 11,6 KM.
We moesten een paar keer stoppen voor overstekende geiten en dromedarissen, die door een oververmoeide en inmiddels geïmplodeerde Nadim met matige interesse werden gevolgd. In de dagen voor ons vertrek had hij niet kunnen slapen van het vooruitzicht deze dieren in het wild te zien.
In de spiegel keek ik naar B, en naar het Marokkaanse landschap in de glazen van haar zonnebril. Ik reikte over mijn schouder en ze pakte mijn hand. Ik dacht aan onze reizen voordat de kinderen er waren en kreeg heimwee. Ada snurkte op de achterbank, de zwoele geur van slapende baby verspreidend door de auto.
Tegen het einde van de middag aten we op het terras van het gestapeldstenen huis. De buurvrouw had – op verzoek van de eigenaars – een tajine met geit gebracht. We aten langzaam van het vlees en de doorgare heerlijke groenten.
Voor het eerst in jaren zouden we tien dagen zonder zelfs maar kans op internet zitten. Er leken meren tijd tussen de middag en de avond, de avond en de nacht te liggen. Omdat er geen verwarming was sprokkelden Nadim en ik in de velden van het gehucht, en toen het schemerde stookten we een vuurtje van argantakken en olijfhout.
In de dagen die volgden ontdekten we de omgeving. Mijn laatste keer in een Arabisch land was lang geleden, maar de mensen waren nog even warm en gastvrij. Ik miste mijn horloge niet. We aten wanneer we honger kregen en wandelden over de eindeloze ezelpaadjes die de akkers doorkruisten. Steeds was er het ruisen van de golven aan de kust ter hoogte van Essaouira. Verdwalen was onmogelijk door de zon, de bergen, de zee.
Als een heuvel hoog genoeg was dan kon je hem zien liggen: de machtige Atlantische Oceaan.
We gingen naar bed als het donker werd, en voor het eerste licht stond ik op om vuur en koffie te maken. Na twee nachten wist ik niet meer welke dag van de week het was, welk uur van de dag. Bij het ontbreken van tijd leek mijn besef van plaats te groeien.
Ik pikte snel weer wat Arabisch op; kocht groenten en vlees op de souk van Had Draa en werd verliefd op het land, de mensen. Een verkeersagent hield ons staande en excuseerde zich voor de boete die hij uit moest schrijven. Bij ons afscheid aaide hij me over mijn rug en bood nogmaals – ook namens zijn collega – zijn excuses aan.
Bij terugkomst in Nederland las ik in een Volkskrant van de opgespaarde stapel over het recht op onbereikbaarheid dat in Frankrijk onderwerp van gesprek is.
Onbereikbaarheid is stap één, wat mij betreft. Een recht op tijdloosheid, daar is de echte winst te halen.
______________________________________________________________________
Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. Op 23 oktober van dit jaar verscheen zijn nieuwe en sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.