Kachellengte — over zagen en hakken

Larousse 13

In april moet je een stère hout kopen. Het is dan goedkoop. En je hebt tijd en energie om het in stukken van 30 cm te zagen en te kloven met een kloofbijl en te stapelen en drogen voor gebruik. Een stère komt overeen met wat we in Nederland een kuub noemen. Stukken hout van een meter, een meter hoog gestapeld en een meter breed gelegd. Een kubieke meter.

Mijn buurman kocht vroeger twee stères in april en hing dan even met een vragend hoofd over het tuinhek of ik binnenkort tijd had. Ik mocht als 17-jarige soms mee surfen, dus daar kon wel wat tegenover staan. Hij leerde me zagen op de bok met een trekzaag, alleen trekken, niet duwen, en daarna kloven. Geen kracht zetten, de zware bijl tot boven je hoofd heffen, en begeleid laten vallen, zodat je precies kunt zijn: kracht is niet nodig bij het neerkomen: de zwaartekracht doet het werk. De hoek waarin de bijlkop geslepen is, 30° drijft de nerven in het hout uiteen. Als je goed mikt, dan vallen de twee zijden netjes allebei naar een kant.

In het fascinerende Onder het bladerdak beschrijft Jerker Spits hoe ene John Winter in de 17e eeuw het Engelse Forest of Deane’ ontmantelt: voor de smederijen waar hij rijk mee werd, decimeerde hij een belangrijk deel van het Engelse boslandschap. Onverstandig beheer: als een bos weg is, is het weg. Dan is de Scandinavische manier beter: natuurlijk met meer land en minder mensen, maar het houtbeheer zit de Noordelingen in het bloed. Aanwas en oogst met elkaar in evenwicht brengen. Een boek over hout en kappen en zagen en stoken werd een enorme bestseller. Iedere Zweed, Noor, Deen en Fin heeft een houtkachel. Als bij min veertig de elektriciteit uitvalt gaat het om overleven.  

Twee prachtige voorbeelden van het houtbedrijf in de literatuur zijn het oeuvre van Pierre Bergounioux en Norman Macleans’ A river runs through it. In dat laatste boek staat een volledige novelle over bosbouw: ‘Maar in de dagen van de houthakkerskampen werkten de mannen voornamelijk met tweemanstrekzagen, wat prachtige dingen waren, en de bestbetaalde man in het kamp was degene die de tanden van die zagen nauwkeurig vijlde en zette. De tweemansploegen die de zagen trokken werkten ofwel voor een vast loon, ofwel ze ‘zigeunerden’. Als je zigeunerde, een woord voor tegen stukloon werken dat niet was bedoeld om aardig te klinken, dan werd je betaald naar het aantal duizenden meter plank dat je op een dag zaagde.’

Bergounioux beschrijft families in de veranderende 20ste eeuw die in de bosbouw werkten. Het is een schitterend fijnzinnig oeuvre en te onbekend gebleven:

‘We waren net klaar met het opschonen van de linkeroever van de Grande Leyre. De overtollige bomen hadden we uitgesleept, de scheve exemplaren verzaagd. De lucht en het water hadden de kleur van schors aangenomen. Een eindje van de weg af lag nog een den die zo krom was dat ik op mijn knieën moest gaan zitten om met de velbijl de velsnede te maken, bij de voet. Toen de boom begon te kraken, deed ik kalm twee stappen naar achteren zodat ik precies tegenover de plaats stond waar hij zou neerkomen. De ploeg liep al weg met het gereedschap. Ik hoorde de stemmen ijler worden in het rossige avondlicht, tot ze verloren gingen in het knappen van de vezels die de een na de ander doorbraken.’

Dat loopt niet goed af. Het bos is ook een gevaarlijke plek. Een hangende grote lage tak met een kwetsuur heet een ‘weduwemaker.’ Er sterven nogal wat bosarbeiders door zoiets.

Intussen is en stère hout verzagen en splijten het dichts bij meditatie dat ik ooit geweest ben. Dat is waarom ik ernaar blijf verlangen. De klank van het in het hout vretende zaagblad, de zoete geur van het zaagsel dat daarbij vrij komt, de harsgeur op de beschadigde bast, het zweten, het gevoel in je spieren, Thoreaux’s maxime dat ‘hout je twee keer verwarmt: bij het zagen en bij het stoken’, het is een wonderschone wereld. Aanmaakhoutjes hakken van het restmateriaal en dan ’s avonds natuurlijk het stoken: het vrijgeven van de zonne-energie die op warme dagen is opgeslagen in koude nachten. De zon in huis.

Edmund Gunter (1581 – 10 december 1626) was een Engelse predikant, wiskundige en astronoom van Welshe komaf, van hem is dat prachtige meetinstrument naast de stère. De ‘Chaine d’ arpenteur’ of Gunters Chain, een ketting van 20 meter bestaand uit 100 schakels waarmee percelen bos of ander land gemeten werden, zodat je kon inschatten hoeveel stères eruit kwamen.

De cirkelzaag gromde en ratelde in de tuin
en bracht zaagsel voort en houtblokken van kachellengte,
zoet geurend spul als er een briesje over woei.
En van daaruit konden wie zijn ogen opsloeg vijf
bergketens tellen achtereen,
onder de ondergaande zon tot ver in Vermont.
En de zaag gromde en ratelde, gromde en ratelde,
alsof hij licht liep, of juist een last te dragen had.
Er was niets aan de hand: de dag was haast voorbij.
We stoppen er mee, ik wou dat ze dat hadden gezegd
en de jongen een plezier gedaan door hem een ​​half uurtje te schenken,
wat voor een knaap veel betekent, als het van z’n werk afgaat.
Zijn zus stond naast hem in haar schort
en riep ‘Eten!’ Bij dat woord sprong de zaag:
als om te bewijzen dat zagen wel weten wat eten inhoudt,
naar de hand van de jongen, het leek althans een sprong—
hij gaf een hand. Hoe het ook zij,
geen van beiden weigerden die ontmoeting. Maar de hand!
De eerste kreet van de knaap was een droeve lach,
terwijl hij naar hen toe bewoog met de hand omhoog
half in verzet en half ook om het verspilde leven
een halt toe te roepen. Toen zag de jongen het—
groot genoeg om te begrijpen, de knul
met mannenwerk, maar in zijn hart een kind—
dat alles verloren was. ‘Laat hem mijn hand niet afhakken—
de dokter, als hij komt. Zus, laat hem niet…!’
Dus. Maar de hand was allang weg.
De dokter voerde hem de duisternis van ether in.
Hij ging liggen en blies zijn lippen naar buiten.
Vervolgens schrok wie op zijn pols lette danig,
ongelofelijk! Ze luisterden naar zijn hart.
Zacht, zachter, weg – en toen was het gedaan.
Daar bouw je niet op voort. En zij die niet degene
waren die gestorven was, gingen over tot de orde van de dag.

Out, out – van Robert Frost

Lezen

Lars Mytting De man & het hout, vertaling Angélique de Kroon
Norman Maclean Er stroomt en rivier doorheen, vertaling Dirk-Jan Arensman
Jerker Spits Onder het bladerdak. Tweeduizend jaar woudgeschiedenis
Pierre Bergounioux Een stap en dan de volgende, vertaling Marianne Kaas

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.