De trein van Berlijn naar Amsterdam was vol. Ik had een zitplaats gereserveerd, net als op de heenweg, toen er niks klopte van stoelen & rijtuigen en ik – ook die trein was vol – in een vierzits een paar uur tussen drie mannen doorbracht die een nacht in Amsterdam hadden gefeest. De treurigste had een plastic bril in de vorm van het cijfer 30 aan zijn kraag hangen en zag vaalgroen. Zo nu en dan viel hij in slaap, om wakker te schrikken en verontrustend ruikende boeren te laten. De andere twee mannen lagen ook te pitten, de Amerikaan naast me viel soms tegen me aan en meurde naar de vloer van Paradiso toen er nog gerookt mocht worden. Toen het me lukte een plaatsje aan de overzijde van het gangpad te bemachtigen (enkelzits, ik was er zo blij mee dat ik haast een religieuze ervaring kreeg, hierbij moet vermeld worden dat ik een buitensporige angst voor brakende mensen bezit), rende de kerel met de bril om zijn nek met zijn hand voor zijn mond het treinstel uit. De Amerikaan liet in zijn slaap een harde natte wind.
Dat was dus de heenweg, op de terugweg ging alles goed, ik zat op stoel 36, naast me zaten afwisselend een lezende Japanse, een lezende Duitser en een zoet slapend persoon van onbekende nationaliteit. Ook ik las, the War of the Worlds* in vertaling van Arie Storm, soms dutte ik even in en droomde ik half van langpootaliëns. De dagen ervoor las ik De wand* van Marlen Haushofer (vertaling Ria van Hengel) en viel ik in slaap met dommeldromen over berglandschappen. De wand gaat over een vrouw die tijdens een logeerweekend in een jachthut ineens door een glazen wand van de buitenwereld is afgesloten, een beetje zoals Under the Dome* van Stephen King, maar zij is alleen met een koe, een hond en een kat, en niet met een heel dorp vol mensen. Toen de roman uit had las ik dat Stephen King, geconfronteerd met het werk van Haushofer, vertelt dat hij van haar boek (voor het eerste verschenen in 1963), niks afwist: “Damals war ich 16 Jahre alt, und ich hatte bis heute keine Ahnung, dass es überhaupt existiert.”
Marswezens, wanden, een omroepbericht: deze trein stopt in Bad Bentheim en zal niet verder rijden wegens een probleem met de bovenleiding in Nederland. Er worden bussen ingezet.
Met moeite worstelde ik me onder mijn eigen vredige stolpje vandaan. Buiten, op het busstation, reed inderdaad een bus voor. Twaalfzits. Reizigers buitelden over elkaar om er een plek in te bemachtigen, de bus reed weg en daarna kwam er een uur lang niks meer. Ik zag het samen met een Duitser en een Australiër aan, we deelden biertjes en sigaretten. Bad fucking Bentheim. Niet veel later bevond ik me met de Australiër (veellezer, loodgieter) in een taxibusje naar Amsterdam. Voor ons regende het asfalt bijna weg, achter ons zaten zes Duitse jongens die niet alleen straalbezopen maar ook idioot waren, eentje bleef me kleine flesjes kruidenbitter aanbieden, hij probeerde ze in mijn kleren te stoppen tot ik tegen hem schreeuwde, over z’n eigen kutmuziek heen, dat ik hem in z’n gezicht zou stompen als hij z’n tengels niet thuishield. Sieg Heil, riep een van de jongens een paar kilometer verder, niet omdat hij een nazi was, maar omdat zijn IQ lager was dan het alcoholpercentage van de kruidenbittertjes. In Amsterdam aangekomen vroeg de jongen waar ik tegen geschreeuwd had – hij was helemaal braaf geworden – waar ze het best konden gaan stappen. ‘Rembrandtplein’ zei ik. Daar zouden ze passen. Ik had ze ook wel uit wraak naar een debatcentrum of een verlaten plein met louter woonhuizen kunnen sturen, maar dan hadden die mensen daar ermee gezeten.
In het heerlijke Berlijn had ik moeten glimlachen om een muursticker omdat de leus erop (Fear everything, do nothing) pijnlijk herkenbaar was. Het is een wonder dat ik überhaupt in die stad rondliep, want om er te komen moest ik uit mijn huis, een onbekende trein in en in mijn eentje de weg naar een hotel vinden, en daarna Alweer Helemaal In Mijn Eentje Terug Met de Trein. Ik ben hopeloos, ik houd van overzicht, van mijn eigen glazen wand, ik hoef er niet zo nodig achter of onder vandaan. De hel, dat zijn de Citytrips.
Behalve dan dat het me achteraf, werkelijk waar, allemaal reuze meeviel. De enige remedie bleek onderdompeling te zijn.
*War of the worlds, H.G. Wells, vert Arie Storm, Prometheus 2005/2015
*De wand, Marlen Haushofer, vert Ria Hengel, Van Gennep 2009/2015
*Under the Dome, Stephen King, Hodder & Stoughton 2009
—
Roos van Rijswijk is redacteur van Tirade. Ze publiceerde proza in diverse tijdschriften en de roman Onheilig (Querido, 2016).