We keken naar iets dat ik niet zal omschrijven.
‘Als we hier ooit over praten’, zei hij, ‘zal het kleiner worden, minder.’ Hij pakte mijn hand vast en ik knikte instemmend. We zwegen en keken ernaar. Het maakte kleine geluidjes en indrukwekkende, trage bewegingen. We zouden er bang voor moeten zijn, maar dat waren we niet. Ver weg begon een vogel te zingen.
Altijd al had ik het willen zien, maar ik had nooit gedacht dat het echt zou gebeuren. We keken zo lang als we konden en daarna schreeuwden we hard zoals ons was opgedragen, we sloegen ook op pannen. Toen ging het er op een holletje van door, nu was het bang van ons.
We keken het na totdat het was verdwenen, maar we zeiden niets. We wisten niet goed wat. Misschien bestond er ergens wel een woord, maar als dat bestond was het niet hier, niet tussen ons in. We ruimden zwijgend op, van alles te ver weg.
Wytske Versteeg schreef Dit is geen dakloze, De wezenlozen en Boy (BNG Literatuurprijs). Haar derde roman verschijnt deze herfst.