Sarie is terminaal kankerpatiënte. Dus als de messenwerper (rode broek, geel vest) van Circus Olympia dat in Sander Kollaards roman Stadium IV is neergestreken in Borgholm een vrijwilligster zoekt, stapt zij de piste in. Ze heeft toch niks te verliezen:
‘Geholpen door de assistente nam ze plaats tegen de goudkleurige wand. Het licht dempte en de muziek verstilde tot lang aangehouden tromgeroffel terwijl de assistente de messenwerper een blinddoek ombond. Ze zette hem op zijn plaats en gaf hem de messen in handen: zeven stuks. Het geroffel viel weg tot een fluistering en plotseling, in een zevenvoudig salvo, vlogen de messen door het licht van de schijnwerpers. Er klonken zeven droge tikken. Het volgende moment barstte de muziek los en ging het licht weer aan terwijl het applaus opklonk.’ (2015; p. 126).
Een openbaar interviewer is een circusartiest die het profiel van zijn gast aftekent met vragen in plaats van met messen. Zadie Smith verroert zich nauwelijks als Arnon Grunberg haar zijn vragen toewerpt. Persoonlijk vind ik het geinig als een geïnterviewde ongevraagd door hoepels begint te springen, zich in de trapeze waagt of – zoals Oliviero Toscani twee maanden geleden deed hier in Circus De Balie – eerst de messenwerper letsel toebrengt en vervolgens diens messen en werpsterren het publiek in begint te keilen.
Zadie Smith schrijft mooie romans, verhalen en essays. Ze doceert, ze mengt zich in maatschappelijke/politieke discussies. Ze heeft een dichtende man, gezonde kinderen, in het echt is ze nog mooier dan op de foto’s die glossy’s van haar afdrukken en het is, zo blijkt, een plezier om haar in het openbaar te zien spreken. Ze is vriendelijk, rustig, geestig, kritisch, eigen. Voorkomend zonder stijf of afstandelijk te worden. Relativerend – op het flegmatieke af. Ze weet dat ze geen genie is, zoals Nabokov of DFW, maar neemt haar talent serieus genoeg om haar leven aan het schrijven te kunnen wijden.
Ik draai onrustig op mijn stoel als Smith aan Grunberg vertelt dat ze The Embassy of Cambodia (2013) als haar beste werk beschouwt (ik ook!, ik ook!). Ze deelt haar opvattingen over slavernij, de multiculturele samenleving, schoonheid. Het publiek is kalm en ontvankelijk – sommigen slijpen de vragen die ze Smith straks mogen toewerpen. Iedereen lijkt gesticht, geïnspireerd of minstens geboeid.
Het enige wat er over deze avond te klagen valt… is dat er niks te klagen valt.
Korzelig en obstinaat door alle Menselijke Warmte en Harmonie – vechtend tegen de zelfhaat omdat ik me laat behagen door wat Jeroen Mettes ‘de ouwehoerindustrie’* noemt – dwalen mijn gedachten iedere tien minuten even af naar Smith’s personage Annie, uit het Neo-Modernistische NW (2012). Als haar minnaar Felix haar opzoekt om haar te vertellen dat hij verder wil met zijn leven, zonder haar, zegt Annie:
‘You know, Felix –’ a dainty little voice, like a waitress reciting the specials – ‘not everyone wants this conventional little life you’re rowing your boat towards. I like my river of fire. And when it’s time for me to go I fully intend to roll off my one-person dinghy into the flames and be consumed. I’m not afraid! I’ve never been afraid. Most people are, you know. But I’m not like most people.’ (p. 139)*.
Wanhopige, onware woorden uit de mond van een heroïneverslaafde veertigster.
Maar evengoed: je hoeft niet te wachten met het nemen van risico’s tot je wordt gediagnosticeerd met kanker.
————-
Martijn Knol (1973) – schrijver en Tirade-redacteur.
Volgende week: Leren apporteren.
Noten
* ‘Poëzie doet ertoe, niet zodra ze beter geïntegreerd is in de markteconomie en de ouwehoerindustrie, maar zodra ze zich daar effectief tegen weet te verzetten.’ Uit: Jeroen Mettes, Weerstandsbeleid (2011, p.147).
* Technische noot. Op pagina 126 van NW denkt Felix over Annie: ‘She could fall and fall and fall and still never quite hit the ground.’ Wanneer hij haar, op pagina 142, achterlaat op de overloop van het huis waar ze hebben gevreeën en geruzied, lezen we: ‘He hurried to the stairs, and was a few steps down when he heard a thud on the carpet above as she went down on her knees.’ Bodem bereikt. Felix voelt zich ‘wonderfully, blissfully light’.