Ik ben deze week met Roos naar een yogaoase in Noord-Frankrijk. Op een landgoedje in de Franse Ardennen staan we op ons hoofd tot daar geen gedachten meer in zitten. We doen neerwaartse en opwaartse honden tot onze stuitjes uitgestrekt zijn naar de hemel of in volledige harmonie met de natuur.
Roos en ik deelden als studenten een tochtige zolder in de PC Hooftstraat, of: Avenue Parvenu, zoals onze hospita die toch wel treffend gedoopt had. Ik kom er niet vaak meer maar er lijkt nooit veel te veranderen daar. Over het trottoir schrijden glanzende Italiaanse bordeelsluipers en torenhoge stiletto’s. Soms wordt een dure winkel vervangen door een andere, maar verder blijft alles meestal bij het oude. Alhoewel, bijna alles. Want ik fietste er laatst doorheen en zag dat nummer 100, het huis waar Roos en ik woonden was verdwenen. Tussen de twee panden naast onze oude stek gaapte leegte; nog net iets meer leegte dan in de rest van de straat. Toch geschrokken wilde ik neerstrijken voor een kop koffie bij Het Buffet, waar onze keuken op uitkeek, en waar de eigenaar elke dag met versgeperst revers de koffie serveerde op een uitgestoken dienblad. Bijvoorbeeld aan Harry Mulisch die er bijna dagelijks tosti’s zat te eten (ik liet hem er mijn Ontdekking nog eens signeren). En aan Bram Moszkowicz die daar ‘s morgens geanimeerd zat te praten met Joegoslavische lui die Jort Kelder geen maatjes mocht noemen. Maar ook Het Buffet was weg.
Roos en ik hadden op de PC een hospita waar we een beetje bang van waren. Een ferme dame, jaar of zeventig, feminist, bewust gescheiden, want mannen zijn honden. Roos en ik huurden onze lekkende zolder van haar voor een klein fortuin en waren beleefd genoeg om daarbij haar incidentele beledigingen op de koop toe te nemen. Jij zult nooit een goede advocaat worden, gromde ze Roos eens toe toen die over huurverhoging klaagde. Je ziet er leuk uit maar je hebt een lelijk karakter, fluisterde ze eens tegen mij toen ik zei dat het haar niet aanging dat mijn kamer een klerezooi was. Roos en ik waren als de dood voor haar en douchten niet langer dan de toegestane vijf minuten, we fluisterden aan de telefoon en verstarden in een freezehouding als we in de keuken waren en haar gepantoffelde tred door het trappenhuis hoorden gaan. Toen we onze studentenmeubels aan de straatkant hadden gezet verwerd de hospita direct tot een leuke herinnering. Bewaar die briefjes, zei Roos tegen me. En nu op de avond voor we vertrekken naar ons yogaretraite vind ik de briefjes zonder moeite terug in een oud geel schrift, waar ooit nog eens een kop tomatensoep overheen viel. Voor in de kaft zitten een paar verfrommelde notities van onze oude hospita. Deze bijvoorbeeld:
Roos en Annemarieke,
Nu geven jullie of een van jullie 2 opnieuw reden tot ergernis en dat is niet omdat ik nu met een kritische blik in huis rondloop.
Vanmorgen was het graniet gedeelte van de badkamervloer kletsnat, evenals mijn 2 handdoeken naast de wasbak. Ik neem aan dat jullie dat, net als ik ook vies vinden.
Ook zit er modder op de vloer, en kijk eens onder de wastafel: donker haar. Dat laatste ruim ik al regelmatig op. Denk niet dat ik het leuk vind om te vitten. Het liefst leef ik in harmonie met de medebewoners.