In de verte ziet ze de volgende halte liggen. Nog een paar te gaan, en dan is ze bij het station. Ze moet denken aan Beyond, die oude legendarische Hongkongse band. Een van hun nummers werd het volkslied van de protesten in 2014. En ook nu werd het lied gespeeld. Houd vast aan je idealen, zingen ze.
Idealen. Ze was erbij toen ze de universiteit bezetten. John was daar ook. Samen liepen ze door de lege universiteit en spoten leuzen op de muren: ‘Geen relschoppers, alleen tirannie!’ en ‘Vijf eisen, geen een minder’. De politie probeerde binnen te komen, maar ze hadden barricades opgeworpen en ze gooiden stenen en Molotovcocktails. De politie belegerde de universiteit. Hoe kwamen ze nu weer buiten? De politie beloofde hen een vrije doortocht, maar de mensen die daar gebruik van wilden maken werden opgepakt. Het riool bood uitkomst, maar wat hadden ze nu eigenlijk met deze bezetting bereikt? Hun afval bleef achter.
Idealen. Mark is gearresteerd en zit nu in een cel. Edward is gevlucht en nu neemt zij ook de benen. Ze hoopt dat ze niet wordt gezocht.
De bus stopt bij de halte. Mensen stappen in, mensen stappen uit. Ze let er niet op. Ze leunt met haar hoofd tegen het raam, haar ogen halfgesloten. Vlak voordat de bus vertrekt stappen er drie agenten in. Ze ziet ze pas als de bus wegrijdt. Gelukkig heeft ze een mondkapje op en valt de schrik niet van haar gezicht af te lezen. Ze recht haar rug. Haar hart klopt in haar keel. De agenten staan voorin de bus. Ze vragen de passagiers om hun identiteitskaart te laten zien. Haar handpalmen beginnen te zweten. Ze wrijft ze tegen elkaar. Eerste bankje. Een agent kijkt toe terwijl de andere twee aan weerszijden van het gangpad de passagiers afgaan.
‘Mevrouw… Dank u wel.’
‘Meneer… Dank u wel.’
Elke pas scannen ze, om te zien of de persoon op een of andere lijst voorkomt. Ze zijn bij Johns bankje.
‘Meneer…’ De agent scant de pas en kijkt op. Hij wenkt de agent die toekijkt. Ze legt haar hoofd weer tegen het raam. Foute boel. Haar hartslag versnelt en ze wrijft haar handpalmen weer tegen elkaar. Het zal toch niet?
‘Meneer, komt u mee?’ zegt de agent. ‘U staat onder arrest. Verweert u zich alstublieft niet.’ Hij gebaart dat John moet opstaan.
John kijkt hulpeloos om zich heen. Daarna staat hij op. Zij vangt zijn blik op. Ze reageert niet, maar ze probeert zijn blik zo lang mogelijk vast te houden zodat hij begrijpt dat zij weet wat ze nu moet doen. John loopt met de agenten mee. Ze stappen bij de volgende halte uit. Zijn reisgenoot blijft alleen achter. Hij kijkt achterom naar haar. Ze knikt hem toe. De bus rijdt verder.
Idealen. Een vrij Hongkong. Ze voelt zich een verrader. Maar ze heeft geen andere keus. Als John niet voorin had gezeten, was zij misschien wel de klos geweest.
Er rest haar nog een taak. Ze pakt haar telefoon en begint John en Johns berichten te wissen uit de verschillende appgroepen. Daarna wacht ze even, werpt een korte blik naar buiten en verwijdert zichzelf en haar berichten ook. Ze stopt haar telefoon weg. Onwillekeurig kijkt ze even achterom en ze ziet Mark en Edward die haar lachend opwachten in de hal, een mensenmenigte op straat met spandoeken, een pianorecital dat zij ooit als klein meisje gaf in het huis van haar grootouders, haar ouders om de tafel met de hele familie, dim-summend, lachend, pratend, zingend, John die de bus uitstapt, geflankeerd door agenten. Ze draait zich langzaam weer terug.
Bij het station stapt ze uit en neemt de sneltrein naar het vliegveld.