Het laatste boek van Tim Parks gaat over reizen met de trein in Italië. Hij, an Englishman in Milano, probeert aan de hand van de spoorwegen te duiden hoe de Italiaanse samenleving in elkaar steekt. Jammer genoeg slaagt hij daar slechts ten dele in. Sterker nog, hij laat een essentieel kenmerk van de mediterrane slag nagenoeg buiten beschouwing. Wat overblijft is een vermakelijke verzameling reportages die bol staan van de persoonlijke ergernissen.
Trenitalia, het spoorwegbedrijf, is een vat vol tegenstrijdigheden – dat heeft Parks goed gezien. Doordat de treinkaartjes niet meer kosten dan een appel en een ei wordt het enorme netwerk van sporen en dienstregelingen kunstmatig in stand gehouden, want anders zouden de treinen leeg zijn. Terwijl Trenitalia een privaatbedrijf is moet er altijd overheidsgeld bij. Elke organisatorische verandering aan Trenitalia is er om alles bij het oude te laten, om met Il gattopardo te spreken. In de trein zuchten de reizigers onder de grote hoeveelheid regels, die de conducteurs over het algemeen niet of naar eigen inzicht naleven, wat kan resulteren in tirannie en totale willekeur. Parks stoort zich aan de omslachtigheid die heerst aan het loket en op het perron. Omroepberichten over vertrekkende treinen luiden bijvoorbeeld: ‘Il treno regionale venti-cinque-zero-tre di Trenitalia delle ore undici e trenta, da Bologna per Verona Porta Nuova, è in partenza dal binario nove, anziché sei.’ terwijl een gemiddelde reiziger alleen de woorden Verona en spoor negen nodig heeft om verder te kunnen. Tja, van die dingen.
De spoorwegen gelden voor Parks als een spiegel van de natie. Ik begrijp niet waarom hij het treinreizen in Italië afschildert als een ware verschrikking, want het is een voorbeeldige microkosmos gemodelleerd naar het land waarin hij woont. Zijn constatering dat de vele regels in Italië ad hoc worden toegepast is juist. Wie met de auto bij een wegafzetting komt vraagt aan de politieagent ter plekke om doorgang en krijgt die meestal ook. Mijn zus kreeg een boete in de trein omdat haar kaartje niet was ‘geconvalideerd’ (de onzinnige handeling van het eigenhandig afstempelen). Daar staat een boete van vijftig euro op, maar de conducteur zei: ‘Voor een briefje van vijf loop ik door.’ Bovenstaande komt misschien clichématig over, maar het is hoe het in werkelijkheid gaat. In het boek ergert Parks zich er bij voortduring groen en geel aan. Of de dertig jaar in Italië heeft zijn gevoel voor Britse humor ernstig aangetast.
In de trein zetten de Italianen het leven zoals je dat daar op straat aantreft gewoon voort. Parks neemt flink de ruimte om te beschrijven hoe het in de trein toegaat en laat geen weigerende airco, ouwehoerende medepassagier, mierenneukerige conducteur, overbodig telefoongesprek of stinkend broodje mortadella onbesproken. Hij heeft aan al die dingen een hekel en verzaakt daardoor ze te duiden – een gemiste kans.
De treincoupé neemt in Italië een bijzondere plaats in op de schaal van privé en publiek. Pieter Hoexum beschrijft in zijn artikel ‘Wel vriendelijk, niet vriendschappelijk’ in De Groene van deze week duidelijk het schemergebied tussen privé en publiek met de woorden ‘trottoir’, ‘stoep’ en ‘parochiaal domein’. Over treinen heeft hij niet, maar volgens mij zouden perron en trein in Nederland beide onder ‘trottoir’ vallen: de publieke ruimte waar ook onbekenden zijn. De trein behoort niet voor niets tot het Openbaar Vervoer. Wie een Italiaanse trein binnenstapt betreedt echter wat Hoexum de ‘stoep’ noemt: een parochiaal gebied, een gemeenschapsruimte voor mensen die in hetzelfde schuitje zijn terechtgekomen, namelijk de trein. Dat zij elkaar niet kennen staat small talk en dergelijke niet in de weg, aangezien het gevoel van collectief verzet tegen De Willekeur van Het Systeem daarvoor te sterk is. Een conducteur die een boete gaat uitschrijven kan rekenen op protest van de hele coupé.
Het is geen wonder dat Parks zich niet op zijn plaats voelt wanneer hij in de trein een boek wil lezen. De andere passagiers zijn voortdurend bezig met verder leven, en dat betekent over het algemeen: contact leggen met anderen. Ja, daarbij wordt gewoon ruziegemaakt, gegeten, gedronken en getelefoneerd – precies wat je aantreft in het mediterrane buitenleven. Ik heb in de trein, net als op straat, gesprekken gehad over theater, fietsen in Nederland, fietsen in Italië, de treinen in Oostenrijk, het proces tegen Berlusconi en de geschiedenis van Lazio, met mensen die ik niet ken maar zonder me ongemakkelijk te voelen. Blijkbaar is de upperlip van Parks zo stiff dat hij niet meegaat in het sociale gebeuren dat het Italiaanse treinreizen is. Je moet wel van erg goeden huize komen om die afspiegeling van de samenleving buiten beschouwing te laten.