Philip Larkin (1922 – 1985)
Zo nu en dan loop ik vanaf het huis de heuvel op om over het kerkhof te dwalen. Altijd goed voor het humeur. Praktisch ook, zo’n kerkhof naast de deur. Als ik in dit huis sterf hoeven ze mijn lichaam slechts in een stevige kruiwagen te leggen, een voetbalveldlengte naar boven te rijden, en in een graf te kieperen. Klaar was Sander.
Kumla Kyrka. Kumlaa Sjuurkaa. Soms is het kerkje open en als ik zeker weet dat er niets gaande is ga ik naar binnen. De deur valt met een plof dicht. Loopmatten, banken, steen. Stapels met psalmboeken. Bosjes bloemen, gesneden voor de zondag, verwelkt nu.
Once I am sure there’s nothing going on
I step inside, letting the door thud shut.
Another church: matting, seats, and stone,
And little books; sprawlings of flowers, cut
For Sunday, brownish now.
Ik beklim het kansel, lees een paar grootgeletterde verzen, en declameer ‘Hier eindigt’ veel luider dan ik bedoelde. De echo’s grinniken even.
Mounting the lectern, I peruse a few
Hectoring large-scale verses, and pronounce
‘Here endeth’ much more loudly than I’d meant.
The echoes snigger briefly.
Hoelang houden kerken nog stand? Zullen mijn kinderen ooit begrijpen wat ik begrijp zonder dat ik ze dat kan uitleggen – hooguit door ze mee te nemen? En als dat lukt, zal hun begrip dan deze gebouwen redden? Misschien, misschien niet. Ik kan me deze kerk gemakkelijk voorstellen als een vorm die met de week vervaagt, de bedoeling steeds onduidelijker.
A shape less recognisable each week,
A purpose more obscure.
Wie zal de laatste zijn die hier nog komt omdat het een kerk is? Een architectuurliefhebber? Een of andere liefhebber van kerstfeestkitsch? Of toch iemand zoals ik die, in het besef dat het geestelijk specie is verkruimeld, toch zoekt naar deze kruisvormige plattegrond, omdat het zo lang en kalm bijeenhield wat sindsdien slechts los wordt aangetroffen – huwelijk, en geboorte, en dood, en gedachten daarover -, waar dit omhulsel voor is gebouwd?
Or will he be my representative,
Bored, uninformed, knowing the ghostly silt
Dispersed, yet tending to this cross of ground
Through suburb scrub because it held unspilt
So long and equably what since is found
Only in separation – marriage, and birth,
And death, and thoughts of these – for which was built
This special shell?
Kumla Kyrka: ik geloof in geen enkele god, maar ben hier op mijn gemak. Een ernstig huis op ernstige grond, dat is het, waar in verschaalde lucht alles wat onontkoombaar is samenkomt, herkend wordt en als lot getooid. En dat kan in elk geval nooit verloren gaan, want er zal altijd iemand zijn die zichzelf verrast met een verlangen naar ernst, en daarmee naar deze plek dwaalt, die zich goed leent, heeft hij wel eens gehoord, om wijsheid te vergaren, al was het maar omdat er zoveel doden liggen.
A serious house on serious earth it is,
In whose blent air all our compulsions meet,
Are recognized, and robed as destinies.
And that much never can be obsolete,
Since someone will forever be surprising
A hunger in himself to be more serious,
And gravitating with it to this ground,
Which, he once heard, was proper to grow wise in,
If only that so many dead lie round.