Eens in de zoveel tijd overkomt mij het volgende: geen koffie gedronken hebben en een trein moeten halen. Of nog een beetje tijd hebben maar daarin niet meer alles kunnen doen wat je wilde, en een trein moeten halen. In één klap levert dat net zoveel stress op als wanneer er plotseling bezoek komt (‘we zijn er over een kwartier’) en alles nog een flikkerse bende is, inclusief jezelf. Op zulke momenten moet er dan ook nog een stukje voor het Tirade-blog geschreven, bijvoorbeeld over de nieuwe DSM.
Wanneer ik niet echt haast had gehad en in de nomade-modus op pad was geweest, had ik gerust een trein later genomen, want voor een bak koffie heb ik nu eenmaal veel over. Nu werd ik echter overdonderd door de afweging of ik mijn resterende vijf minuten moest inzetten voor het controleren van het saldo op mijn ov-chipkaart of voor het zwarte goud. Ik liep in de richting van de Starbucks op het station; ik liep in de richting van de kaartjesautomaat – een kortstondige besluiteloosheid.
Ik koos braaf voor de kaartjesautomaat. Dan kon ik tenminste in de trein neerploffen en even voor me uit staren, om een poging te doen mijn zachtjes ruisende hoofdpijn onder controle te krijgen. Ik wilde niet zomaar op de goeie gok in de trein springen, voor je het weet moet je aan een conducteur uitleggen dat je nog koffie móest hebben. Dat zou de conducteur overigens best begrijpen – er zijn veel beroepen waarbij koffie onmisbaar is, maar voor treinconducteur of -machinist lijkt cafeïne me essentieel. Bij hun stakingen (met de buschauffeurs) staat dat massaal te staan op een of ander veld met een mal petje op, gratis koffie van de vakbond en kapotgekauwde sjekkies in de mondhoek, de ingrediënten voor gezond en geconcentreerd het werk neerleggen.
Kyrie eleison! Op de treeplank van het treinstel wilde ik eigenlijk niet meer. Ik had de drukte kunnen gebruiken om tegenover mezelf te verantwoorden dat ik zou zijn uitgestapt, maar dat deed ik niet. De eerste de beste die ik in de trein trof, toen ik net had plaatsgenomen, was een meisje met een enorme rugzak van De Kiosk.
Ze zei: ‘Wilt u koffie, th…’
‘Koffie!’
‘Sterke koffie?’
‘Zo sterk mogelijk.’
‘Doe ik er minder water bij.’
Ik geef onmiddellijk toe dat een bakje van de cateringservice in de trein het niet haalt bij wat ik zelf zet. Wat doen ze in godsnaam met dat spul? Behalve dat het aanmaakpoeder met heet water is, lijkt het alsof het meerdere keren door een filter is gejaagd, net zolang tot het de gewenste kleur en transparantie heeft bereikt, die verdacht veel lijken op – ligt voor de hand – die van thee. En dat wilde ik allemaal wel tegen haar zeggen, want het is godgeklaagd dat er ook nog een bedrag tegenover moet staan waar de honden geen brood van lusten… Maar nee, ik was helaas erg chagrijnig maar geen onfatsoenlijk mens. Mijn aanmaakdrapje in een Starbucksbekertje was altijd nog beter dan helemaal niets.
Zelfs koffie van inferieure kwaliteit geeft het gewenste effect. Kon ik me weer focussen op het schrijven van dit stukje, het maakte niet uit dat ik daarvoor een halve week aan kranten moest doorspitten of via een half werkende internetverbinding een afbeelding van een koffiekopje moest uploaden, noch dat er een man met druipsnor over mijn schouder meekeek op mijn scherm. Ik blikte nog eens naar buiten en inderdaad: het zou mij allemaal worst wezen.
Een aantal weken geleden is er een nieuwe versie van het handboek voor geestesziekten verschenen, de DSM-5 (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders). Voor iedereen die altijd al wilde weten wat er mis met je was but were to afraid to ask. Voor iedereen die zichzelf de stuipen op het lijf wil jagen, want iedereen kan zich wel in een passende psychische aandoening herkennen. De formuleringen van de lemmata dragen daaraan bij: ‘diagnostisch criterium: x van de y onderstaande symptomen’. Een beetje alsof je al jeuk krijgt bij slechts het zien van een zwerm muggen. Het is dan ook van het grootste belang dat uitsluitend artsen een dergelijk hand boek ter hand nemen.
Ook dat is riskant, want naar blijkt heeft tweederde van de psychiaters die de samenstelling van het handboek voor hun rekening nemen, banden met de farmaceutische industrie. Connecties hebben in het veld is waarschijnlijk de reden waarom die personen zitting nemen in de commissie en dat zal deels ook terecht zijn. Echter, op het moment dat er sprake is van financiële afhankelijkheid van de industrie die specifieke antipsychotica fabriceert, is er iets ernstigs aan de hand. Als degenen die de criteria voor verschillende ziektebeelden vaststellen profijt hebben van het aantal mensen dat aan dat beeld voldoet (zoveel mogelijk), dan zet dat de formuleringen in de nieuwe DSM logischerwijs op losse schroeven. Stel dat er tien symptomen onder een bepaald ziektebeeld vallen. Je hoeft niet aan alle te voldoen om het etiket ‘ziek’ te verwerven, maar aan zes. Maak daar eens vijf van, en zie hoeveel vaker het een of andere medicijn over de toonbank gaat.
Laat ik eraan toevoegen dat niet iedere arts met de DSM in de hand meteen een kwakzalver is. Althans, ik neem aan dat er over het algemeen kritisch gekeken wordt naar de eventueel voorgeschreven medicatie, voordat de patiënt een hele zak antipsychotica aangesmeert krijgt. Ik geloof ook – onder voorbehoud – dat er onderaan een lemma in de DSM niet staat welk merk medicijn effectief kan zijn, wel welke stoffen of bestanddelen er in aanmerking komen.
De getallen uit het onderzoek blijven niettemin schrikbarend. Van sommige subcommissies is nu bekend dat alle leden op een of andere manier een belang hebben bij de farmaceutische industrie, zoals bij de afdeling slaap- en waakstoornissen. Het risico op belangenverstrengeling is dan levensgroot. In die categorie is zelfs het fenomeen restless leg syndrome als aandoening toegevoegd – wie heeft er van tijd tot tijd geen last van? – wat doet vermoeden dat de commissieleden inderdaad in de greep zijn van een soort ‘up-sellen’.
Nog een voorbeeld. In de werkgroep die handelt over substantiegerelateerde stoornissen, dus alle psychische afwijkingen als gevolg van de inname van iets, heeft 58% van de leden financiële connecties met de farmaceutische industrie. Ik zou graag onderzocht zien of die psychiaters ook aandelen hebben in de productie van de middelen die zij zien als veroorzakers van psychische ellende, dan zou het beeld pas echt compleet zijn. Wie weet houdt die subcommissie wel een hele economische keten van verruimende middelen en bijbehorende medicijnen is stand – een economische keten die zich nota bene uitbreidt, want ook in deze sectie is een aantal ziektebeelden toegevoegd. Mijn vermoeden is dat er ook iemand bijzit die zich verbergt achter de naam Max Havelaar, makelaar in koffie etc. Vanaf eind mei maken namelijk ook koffieverslaving en bijbehorende afkickverschijnselen (caffeine intoxication) deel uit van de catalogus der geestelijke afwijkingen, met maar liefst drie verschillende varianten, waarvan de gemene deler er zo uitziet:
(1) restlessness
(2) nervousness
(3) excitement
(4) insomnia
(5) flushed face
(6) diuresis
(7) gastrointestinal disturbance
(8) muscle twitching
(9) rambling flow of thought and speech
(10) tachycardia or cardiac arrhythmia
(11) periods of inexhaustibility
(12) psychomotor agitation
Wanneer vijf van bovenstaande symptomen vastgesteld kunnen worden, voldoet de patiënt aan het ziektebeeld. De Max Havelaar die dit heeft bedacht heeft het ei van Columbus gevonden, want hierin kan heel de koffiedrinkende wereld zich herkennen. We zijn ziek. Welke medicijnen er aan te pas moeten komen was niet te achterhalen, maar ik bid en hoop dat er voorgeschreven wordt om nog méér koffie te drinken.