Arjen woont in Austin, maar een paar maanden per jaar is hij in Amsterdam. Als hij in de VS zit mis ik hem en als hij hier is zie ik hem soms weken niet.
Zo gaan die dingen. Gisteren belde hij.
‘Gilles van der Loo,’ zei hij. ‘Ik bel je maar even om te zeggen dat ik morgenochtend weer wegga, voor een tijdje.’
Zoals altijd bij dit gesprek – dat we zo’n drie keer per jaar hebben – telde ik razendsnel hoe vaak ik hem gezien had sinds hij nu in Amsterdam was. Ik kwam tot twee, en schaamde me.
‘Maar ik heb je zo weinig gezien.’
‘Eén keer per maand,’ zei Arjen. ‘Het is niet geweldig, maar we hoeven ons ook niet te schamen, Gil.’
Met opgetrokken wenkbrauwen keek ik naar B, die er eigenlijk op rekende samen een aflevering van Narcos te kijken. Ze knikte naar me, haalde een schouder op.
‘Arie,’ zei ik. ‘Ben je al ingepakt? Dan kom ik straks nog even langs.’
Arjen woont zo dichtbij dat een bezoek aan hem me steeds het gevoel geeft zeven te zijn, op weg om bij een vriendje te gaan spelen. Als ik boven kom staat hij altijd met een glimlach in de deuropening. Terzijde: toen mijn oudtante overleed vond ik het erg dat er iemand minder was die me met zoveel blijdschap aan kon kijken, gewoon omdat ik langskwam. Arjen compenseert dat verlies een beetje.
Al jaren is onze formule dezelfde. We draaien een jointje (Arjens specialiteit) en drinken een glas wijn (de mijne) en de rest van de avond gaat alles vanzelf.
Ik heb het niet bijgehouden, maar weet zeker dat hij de persoon in mijn leven is die me het vaakst heeft laten lachen. En ik ken een hoop grappige mensen.
Misschien mis ik dat nog het meest, als hij in Austin zit.
Lachen met Arjen.
____________________________________________________________________
Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. In 2016 verscheen zijn sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.