Lek

In het koude donker werd ik wakker naast Ada (7), die in afwezigheid van haar moeder bij mij had willen slapen. Ik durfde niet te kijken hoe laat het was omdat het antwoord toch wel kut zou zijn: rond drie uur betekende dat ik heel kort geslapen had en misschien nog één uurtje zou kunnen pakken, rond vijf uur dat ik niet meer in slaap zou komen en dat het beter was om maar vast aan de slag te gaan.

Onder het ruisen van de regen door waren duidelijk individuele druppels te horen: een lekken dat met even betrouwbare als tergende intervallen klonk in de woonkamer. Het heeft daar eerder gelekt. Er is ettelijke keren naar gekeken. Het lekte daar nu weer.

Bizar hoe een druppel op de verkeerde plek alle hoop op nachtrust doet verdwijnen. Regen tegen dak en ruiten: een heerlijk ruisen dat je binnenzijn benadrukt. Petsen op de vloer in je woonkamer: een watermarteling waarvoor je niet eens in dezelfde ruimte hoeft te zijn.

Inmiddels kan ik het geluid van een druppel die een vloerdeel raakt onderscheiden van tikkende verwarmingsbuizen, van door een kind gemorst kraanwater, van het door temperatuur of droogte zetten van dakbalken en wanden. Zelfs midden in mijn slaap pik ik het blijkbaar op.

Ik kwam overeind, glipte uit bed en liep de gang door, twee wollige eilandjes van duttende kat ontwijkend. Bij het laagste punt van het daklicht in de woonkamer hing een glinsterende druppel. Eronder op de vloer glom een kwaadaardige vlek, een vennetje vol watergeesten.

Ik zuchtte, deed het licht aan en pakte theedoeken, een emmer. Terwijl ik veegde en depte, uitwrong, landden er druppels op mijn achterhoofd en in mijn nek. Een kleinigheid op zich, gewoon water dat het laagste punt zoekt zoals het in beekjes en rivieren doet, een eeuwig optimistisch streven naar de zee. Maar water hoort niet door het dak te komen en het dakbeschot zou gaan rotten als ik niet ingreep.

Ze zeggen dat wie het zich kan veroorloven een huis te kopen, gek is als hij huurt. Ik zou daaraan willen toevoegen en genoeg geld heeft om dat huis door anderen te laten onderhouden.

Om halfzeven kwam Ada uit bed. Ze klom bij me op schoot en gaf me een kus, leek niks te merken van het tikken in de mengkom op de vloer.

‘Vandaag komt Sinterklaas aan met de boot,’ zei ze.

En dat was zo. Ik regelde ontbijt, zocht mooie kleren met haar uit. Rond halfelf waren alle tanden gepoetst en haren gekamd en kon ik met Ada en haar broer Nadim (12) op pad. De Sint zou langs de Scharrebiersluis komen, die zowat naast café De Druif ligt, dus ik prees me dit jaar gelukkig.

Met wat andere ouders en kinderen verzamelde ik me op het hardstenen afdak van het souterrain van het café en volgde de beweging aan de kade, de boten met pieten en Sint. Veel grote mensen gingen opvallend vroeg aan het bier en ik dronk mijn eerste fluitje om half twaalf.

Ik zag een liefde uit mijn verleden met haar jonge dochter lopen en besloot haar niet te roepen, keek naar hoe M onder het praten steeds naar het meisje overhelde. Haar grijzende krullen reikten als tentakeltjes naar het kind. Ik vroeg me af of ik me M’s lijf echt kon herinneren of het nu aanmaakte in mijn hoofd.

Het ontroerde me om iemand die ik uit een kinderloze tijd kende hand in hand met haar dochtertje te zien, zoekend naar de beste plek om Sint en Piet te roepen. Zoveel jaren, dacht ik. Zoveel leven al voorbij.

Druifcollega Yaad was aan het bijklussen voor AT5 en interviewde kinderen. Ada kwam met een mop en Nadim vertelde wat zijn lievelingsboek was. Toen de camera weer verder ging, zei Nadim dat hij wil worden ingeschreven bij een castingbureau. Bijna legde ik uit wat een ellende die bureaus zijn en hoe vaak je voor niks moet auditeren.

‘Mis je mama?’ vroeg ik aan Ada, die opeens stilletjes leek.

Ze pakte mijn hand, knikte.

‘Maar die is er morgen weer,’ zei ik. ‘Als je uit school komt. We sturen haar wel een mooi plaatje van je.’

Ik maakte een foto van Aad met haar pietjestiara en appte die na enige twijfel aan B. Dit was de eerste keer in twaalf jaar dat zij een intocht had gemist.

Om me heen aten de mensen broodjes worst, dronken ze Chocomel. Kinderen renden over het terras. B hoorde nu te zeggen hoe leuk ze dit elk jaar weer vindt en ik zou daarop het hele feest belachelijk maken; dit zijn de rollen waarin we zijn gegroeid, maar nu mijn vaste tegenspeelster er niet was had ik veel minder tegen de Grote Kindervriend.

Ik zong Daar wordt aan de deur geklopt met Aad en legde een toerist uit wie Sinterklaas was en waarom het feest in de meeste steden niet meer zo heel racistisch is. De toerist leek niet overtuigd.

Zo snel als het druk geworden was, liep de kade ook weer leeg en binnen een halfuur oogde het Rapenburg verlaten. Ook Nadim was al naar huis gegaan. Ik zette Ada op het zitje op mijn stang en trapte met haar terug naar ons eiland, waar me op het dak nog een heel gedoe met zeilen, touw en planken wachtte.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver, schrijfdocent en journalist. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in de bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (nominatie Academica) en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín en Dorp (nominatie Boekenbon- en Librisprijs). Nu in de winkel: de roman Café Dorian.