Ik, Hassan, zoon van Mohammed de weger, ik, Jean-Léon de Médicis, besneden door de hand van een barbier en gedoopt door de hand van een paus, word vandaag genoemd de Afrikaan, maar ben niet van Afrika, niet van Europa, en ook niet van Arabië. Men noemt mij ook de Grenadees, of die van Fez, of de Zayyati, maar ik ben van geen enkel land, van geen enkele stad en van geen enkele stam. Ik ben een zoon van de weg, mijn land heet karavaan en mijn leven is het meest geleefde van alle beleefde.
Mijn eigen handen verzacht door zijde en verhard door wol, streling van prinsengoud en kastijding van slavenketting. Mijn vingers streken duizend zeilen en streelden duizend lippen, mijn ogen zagen afzien ontelbare steden en sterven duizendjarige rijken.
Uit mijn mond hoor je Arabisch en Turks, Castiliaans en Berbers, Hebreeuws en Latijn, Germaans en Italisch, want alle talen zijn de mijne en ook alle gebeden. Maar ikzelf behoor niemand. Ik ben slechts van God en de aarde, en buiten hen heeft niemand mij te bevelen.
Waarna jij, mijn zoon, mij zal komen te overleven. En je zal meedragen mijn aandenken en lezen mijn boeken en levendig voor ogen zien, het volgende: je vader, Napolitaans gekleed op het dek van een Ottomaanse galei, en ook reeds in zicht de Afrikaanse kust, krabbelend in zijn papieren als een koopman die na een lange reis zijn balans opmaakt.
Want deed ik ooit iets anders? Wat heb ik gewonnen? Wat heb ik verloren? Wat heb ik voor te leggen aan de hemelse rentmeester? Hij leende mij lange jaren, die ik uitzaaide achter vele horizonnen: mijn wijsheid leeft voort in Rome, mijn passie in Caïro, mijn angsten in Fez, en in Grenada verblijft nog steeds mijn onschuld.
En lijken jou de mensengeesten klein en gesloten, herinner je dan dat de aarde groot is en open, net zoals Zijn handen en Zijn hart.
(Naar Iman Maalouf)
Leo Africanus, heel mooi boek van AMIN Maalouf.