Lief Dagboek

Sinds kort probeer ik een dagboek bij te houden. Dat probeer ik al sinds ik kan schrijven, maar de dagboeken overleven me nooit. Ik verwaarloos ze. Of ik schrijf erin en verga al tijdens het schrijven van verveling – zoveel bijzonders maak ik niet mee en een mens kan maar een beperkte tijd op z’n eigen geouwehoer teren. Maar meestal gebeurt het volgende: na ongeveer een week schrijven lees ik mijn zielenroerselen terug en schaam ik me zo erg dat ik het liefst van de wereld af zou vallen. Ik vernietig het dagboek.
Maar ja. Ze zeggen dat het goed voor je is, en voor het schrijven. Dat je als opwarmertje lekker even op jezelf moet reflecteren en het liefst voor het slapen gaan óók nog, zodat je in bed niet meer ligt te malen.

Ik probeer het al een paar weken, maar raak steeds afgeleid door iets dat schijnbaar belangrijker is dan het luchten van mijn hart en de dingen die ik meemaak. Het probleem is het vinden van een aanhef. Het idee aan iemand te schrijven vind ik, zo blijkt, veel prettiger dan in het luchtledige mijn hart luchten. Een universeel gegeven, natuurlijk. Al die lieve dagboeken.

Daarom was mijn eerste gedachte (na ‘Kitty’, had ik al verteld dat ik soms van de aardkorst wil vallen van gêne?) iemand die ik echt gekend heb. Werkt niet, natuurlijk, want naast het feit dat ik bepaalde zaken dan toch liever achterhoud, vraag ik me af waar ik zo iemand, dood of niet, dan mee opzadel. Ik moet iemand verzinnen. Een personage. Een man, een vrouw, een dier, een plant, een hemellichaam? Een mens. Niet te aantrekkelijk want dan ga ik me uitsloven maar ook niet te lelijk, want dan lijkt het net alsof de persoon uit compassie bedacht is. Heel gemiddeld, moet het dagboek zijn. Absoluut niet lijkend op iemand die ik ken. Weet het dagboek meer dan ik? Lastig, dan zou ik antwoorden verwachten. Maar als het minder weet dan ik – over de dingen in het algemeen bedoel ik – moet ik zoveel uitleggen. Geloofde ik maar in een god. Misschien kan ik het dagboek toch ‘God’ noemen. Maar stel je voor, ik sterf, ze vinden het, en dan schrijf ik aan God en dan denken ze lieve hemel, dat heeft ze al die tijd voor ons verborgen gehouden. Dog? Hond? Teef. Gaan we elkaar tutoyeren, eigenlijk? Golem, wezen, het diepste en oerste en oudste– plankton. Kakkerlak. Korstmos. Even overwoog ik Vromans Systeem te lenen, maar dan lijkt het net of Vroman meeluistert van boven, of waar in het Systeem hij zich ook bevindt. Er moet helemaal niemand meelezen.

Hier zijn we nog lang niet klaar mee, dat dagboek en ik. Het is misschien maar beter om voorlopig even niks mee te maken.

—-

AAEAAQAAAAAAAASkAAAAJDViMDhlMWE4LTdmMWMtNGE4MC05ZDU2LTQ4NzNkMDU2MTM2Ng

 

 

Roos van Rijswijk (1985) is redacteur van Tirade, publiceerde verhalen in diverse literaire tijdschriften en is één van initiatiefnemers van de J.M.A. Biesheuvelprijs. Ze is columnist bij Advalvas. In februari verschijnt haar roman Onheilig (Querido).

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Foto van Roos van Rijswijk
Roos van Rijswijk

Roos van Rijswijk is redacteur van Tirade. Ze publiceerde proza in diverse tijdschriften en de roman Onheilig (Querido, 2016).