Liegbeest

Hij heeft minder woorden en dus kan hij niet zo goed liegen als ik.

Elke week als ik hem zie toont hij zijn spierballen. Als hij dat doet zeg ik dat ze indrukwekkend zijn, of als ik hem wil plagen, dat er nog een hoop werk te doen valt, dat hij maar hard moet zwemmen. Onze wedstrijdjes komen nooit tot aan de andere kant van het zwembad, omdat hij halverwege al vergeten is waar we mee bezig waren. Als hij bij een ander een wondje of litteken ziet wijst hij er met zijn vinger naar, vraagt; ‘Au?’

Thuis ben je waar je de taal spreekt, maar zonder taal is hij overal thuis. Van een afstandje zou je hem voor een burgemeester kunnen aanzien, een directeur misschien, zoals hij op straat gewichtig de mensen groet, of een hand ophoudt om een auto te doen stoppen die al voor hem was afgeremd. Hoe hij tevreden zijn krantje voor zich op tafel uitspreidt, ondersteboven.

Ik zie hem maar een keer per week en weet weinig van zijn dagelijks leven, wat hij moeilijk vindt of ingewikkeld. Misschien is het daarom dat ik soms bijna jaloers op hem ben, op de vanzelfsprekendheid waarmee hij de wereld aanvaardt. Hoewel we vrienden zijn ben ik zijn tegenpool, heb altijd woorden om mij heen verzameld, zinnen opgetrokken tot mijn kin. Als kind las ik zoveel en vaak uit zulke ouderwetse boeken dat ik woorden leerde waarvan ik niet wist hoe je ze uit moest spreken. Ze brachten me naar andere werelden. Naar Narnia, het land achter de klerenkast, en andere magische rijken waar je alleen af en toe kon komen, door het openslaan van een boek. Maar zoals bij elke vorm van zichzelf respecterende magie viel er een prijs te betalen. Hoe meer taal ik verwierf, des te minder vanzelfsprekend werd de wereld om mij heen.

Wie echt vertrouwt op woorden hoeft niet na te denken over wat hij zegt, of wat de beste of mooiste manier zou zijn om iets te zeggen. Waar je de taal spreekt ben je thuis, want alleen thuis – wat ‘thuis’ dan ook is – kun je de taal werkelijk vertrouwen. Thuis kun je ervan uitgaan dat je vanzelf wel zult worden begrepen, terwijl je bij elke vreemde taal het risico loopt dat wat je zegt iets heel anders betekent. Schrijven is daarom niet thuis zijn. De schrijver wantrouwt, wikt en weegt zijn woorden, weeft een web van leugens om de waarheid erin te verbergen, beschrijft iets zo intiems dat het uitsluitend aan vreemden kan worden verteld en dan nog verkeerd kan worden begrepen.

Ik help hem bij het oversteken. Ik zeg het als hij zijn zwembroek moet ophijsen. Ik schenk thee voor hem in, met veel water zodat hij zijn mond niet verbrandt. Maar anders dan je zou denken als je ons samen ziet ben ik het die van hem leert, en niet omgekeerd. Hij heeft minder woorden.

Hij liegt niet zoals ik.

 

——————————————–

wytske-versteeg-eline-spekWytske Versteeg (1983) publiceerde de romans Boy (2013) en De wezenlozen (2012) en het non-fictie boek Dit is geen dakloze (2008). Ze won, onder andere, de Serge Heederik Prijs voor filosofisch schrijftalent en de Kwakoe Literatuurprijs. Dit jaar zette zij bovendien de BNG Nieuwe Literatuurprijs op haar naam. In Tirade 455 vind je een kortverhaal van Wytske, Overgave. Ze werkt aan een proefschrift en aan haar derde roman.

Volgende week: de derde Zondagse Gastblog van Wytske Versteeg.

Portret WV: Eline Spek

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *