‘Iedere seconde sterft er iemand en nog vaker wordt er iemand geboren,’ zei mijn dochtertje laatst. Ze klapte een paar keer in haar handen. ‘Bij elke klap wordt er een baby geboren.’ Ik zag voor me hoe in snelvaarttempo vijf baby’tjes tussen twee vrouwendijen tevoorschijn floepten. Alsof het aantal pasgeborenen ook van invloed is op de snelheid van de bevallingen.
Ik dacht aan mijn eigen bevallingen. De eerste duurde zestien uur, de tweede twaalf. Toch waren ook mijn kinderen deel van het aantal dat elke fractie van een seconde op aarde wordt gezet.
Geboren worden, evenals sterven, is een proces dat eigenlijk moeilijk in tijd valt uit te drukken. Mijn dochter werd om 16.00 op 9 mei 2004 geboren, maar ze bestond daarvoor natuurlijk al. Ze leefde en was er al, alleen dobberde ze nog veilig in het zwembadje in mijn buik. De tijd die we aan het begin vastknopen is gebaseerd op een afspraak, eigenlijk weten we niet wanneer we precies als individu tot leven komen. Evenmin weten we wanneer precies het bewustzijn verdwijnt als we sterven. Gebeurt dat direct, als licht dat je met een schakelaar uitknipt? Of blijven we nog een tijdje vagelijk aanwezig, op een droomachtige manier. Geen idee.
Enkele jaren geleden overleed een kennis van me. Hij onderging al jaren chemokuur na chemokuur, er was nog maar weinig van hem over. Liggend aan een infuus werd hij in leven gehouden. Hij had aangegeven dat niet meer te willen. Zijn familie plande het moment van euthanasie. Zijn dochter vertelde mij het precieze tijdstip waarop het zou gebeuren. Een paar dagen later wist ik – zittend op een terras, met een kop muntthee – nu, op dít moment sterft hij. Omdat we niets van de dood weten, is het bevreemdend om wél het precieze tijdstip te kennen waarop iemand de wereld verlaat.
Alledaagse overpeinzingen zoals deze leiden mijn gedachten al gauw in de richting van Martin Heidegger, met wiens gedachtengoed ik me de komende tijd zal bezighouden, zolang ik als ‘writer in residence’ aan het NIAS verbonden ben. En daarna wellicht ook, in de hoop dat dit resulteert in een verslag van mijn persoonlijke verkenning van zijn denken. Typisch Heideggeriaanse vragen zijn: Hoe verhoudt het bestaan zich tot de dood? Wat betekent het om er te ‘zijn’? En wat heeft dit met tijdservaring te maken? Universele filosofische vragen, maar ook heel gewone vragen, al vinden sommigen dergelijke vragen zinloos. Maar, als een vraag zinloos gevonden wordt, heeft het dan ook werkelijk geen zin de vraag te stellen?
Heidegger begint zijn beroemde boek Zijn en tijd met een uiteenzetting over de zin van schijnbaar zinloze vragen; de zin van het stilstaan bij wat we eigenlijk bedoelen als we het hebben over ‘zijn’, dat je ‘er bent’ als je geboren wordt en er niet meer ‘bent’ als je sterft. Nu moet ik ineens denken aan Courbets beroemde schilderij ‘Het ontstaan van de wereld’ uit 1866. Een vagina en vrouwenbuik. De mogelijkheid van leven.
Geboorte. Zijn. Sterven. Zo banaal en toch zo metafysisch.
______________________________________________________________________________________________
Jannah Loontjens is romancière, dichteres, critica, essayiste en filosofe. Onlangs verscheen haar roman Misschien wel niet.