Elke vrijdag van de afgelopen zeven jaar probeerde ik minstens een paar minuten met Marit te trainen.
Marit was drie koppen kleiner dan ik. Ze woog ongeveer de helft. Haar aikido was goed en werd steeds beter. Ze praatte weinig, maar toonde inzet, intelligentie, geduld, zachtheid en humor. Ik vroeg me vaak af wie ze was als ze niet op de mat stond.
Er is iets vreemd innigs aan aikido. Het gaat om het aanvoelen van de ander, om ruimte voor de ander maken en die dan weer innemen. Je geeft elkaar de gelegenheid om te slagen of falen en daarvan te leren. Het gaat over het harmoniseren van intentie en opheffen van conflict; inzien dat je tegenstander geen tegenstander hoeft te zijn. Hij is net als jij, maar wil alleen iets anders. Ik hoor vaak dat men onze stijl op dans vindt lijken, en daar ben ik het wel mee eens.
De machinale hardheid waarmee iemand van de tegenwoordige naar de verleden tijd gedwongen kan worden is misschien wel het meest ondraaglijke aspect van het leven. Ik kende Marit niet buiten de mat, maar niets kan meer haaks op haar persoon gestaan hebben.
Omdat ze zo klein van stuk was en zo serieus kon kijken, kreeg ik vaak de neiging haar te knuffelen. Ik ben heel blij dat ik dat de laatste keer ook echt gedaan heb.
Marit Witteveen overleed afgelopen donderdag, samen met haar ouders. Haar broer Freek was dit jaar voor het eerst niet mee op vakantie.