Naast het Sieboldhuis in Leiden, op het Rapenburg, is er een boekwinkeltje dat alleen maar kinderboeken verkoopt: Silvester. Daar, in dat winkeltje, is mijn schrijverij ooit begonnen.
Het was namelijk zo dat ik als kind veel las, en wel zoveel dat ik de boeken in de bibliotheek in mijn leeftijdscategorie wel zo’n beetje uit had, in ieder geval de boeken die ik wilde lezen (er stond nog een hele trits Francine Oomen en Carry Slee, maar dat trok mij totaal niet; het ging mij om oorlogsboeken en historische romans, zoals van Beckman, Annejoke Smids en Simone van der Vlugt). Mijn ouders weigerden meer boeken voor mij te kopen omdat ik ze te snel uitlas (in die tijd deed ik zo’n dertig seconden over een pagina). Op een zeker moment verzuchtte mijn moeder in dat boekwinkeltje dat ze niet meer wist wat ze met mijn leeshonger aan moest. De vrouw achter de toonbank knikte begrijpend en zei dat ik bij hen wel recensent mocht worden. Er waren meer kinderen zoals ik. En zo geschiedde.
Silvester kreeg op gezette tijden boeken toegestuurd van uitgevers, zodat ze die konden proeflezen. De medewerkers daar lazen die boeken. En wij, de kinderrecensenten, ook. Een of twee keer per maand, ging ik naar die winkel, liep een krakend wenteltrapje op en kwam daar in een kantoortje, waar ik in een boekenkast boeken uit mocht zoeken. Daarna ging ik naar huis, las de boeken en schreef per boek een recensie op mijn vaders computer. Die recensie werd vervolgens op de website van de boekhandel geplaatst. In een paar jaar tijd heb ik zo’n negentig recensies geschreven; ik begon toen ik elf was en ik stopte op mijn zestiende. Maar tussen die laatste jaren recenseerde ik niet zoveel boeken meer.
Een enkele keer reageerde een schrijver met blijdschap op mijn recensies. Ik vond het een enorme eer dat de door mij zo bewonderde schrijvers mijn stukjes hadden gelezen.
Daarnaast heb ik rond de kinderboekenweek een keer in de Volkskrant gestaan. Ieder jaar organiseerde Silvester voor de zomervakantie een samenkomen van de recensentenclub, waar ze ook een literaire gast voor uitnodigde. Een keer hadden ze Pjotr van Lenteren, kinderboekenrecensent voor de Volkskrant, gevraagd. En toen hij kinderen nodig had om het boekenweekgeschenk en de genomineerden voor de Gouden Griffel te bespreken, vroeg hij of hij ons mocht interviewen. Dit was voor mij een hoogtepunt.
Dan nu de recensies. De opdracht was om een samenvattinkje te schrijven en af te sluiten met de vraag of het boek een aanrader was of niet.
Ik vond dat elk boek eigenlijk altijd ook een goed boek was. Dit betekende in de praktijk dat ik elke recensie afsloot met de vaststelling dat het een goed boek was. Zelfs als ik het geen goed boek vond, zag ik er altijd nog positieve elementen in. Zo schreef ik eens over het boek De jongen die het liet regenen van Brian Conaghan:
‘Om eerlijk te zijn: het begin van dit boek is echt saai (dat vind ik dan), omdat je alleen maar verslagen hoort van mensen die in het boek een rol spelen. (…) Dan komt het verhaal van Clem zelf dat in de ik-persoon is geschreven. Daar was ik echt in een ruk doorheen. Toen werd ik pas echt gegrepen. Dus het was een leuk boek, maar dan meer van het einde uit gezien. Ik raad het wel aan aan mensen die verslagen enzo [sic] heel spannend vinden.’
Dit schreef ik toen ik 12 was. Wat een nuance! Ik word helemaal trots op mezelf: ik hield er rekening mee dat anderen het boek misschien beter vonden dan ik. Wat een volwassenheid!
In het begin, toen ik elf was, begon ik de alinea waarin ik mijn mening over het boek uiteenzette steevast met de woorden: ‘het was een leuk boek omdat’. (Ik meen mij te herinneren dat ik altijd eerst die woorden typte en daarna pas redenen ging verzinnen om de woorden kracht bij te zetten). Dan krijg je dus zinnen als:
‘Ik vind het een leuk boek omdat het vol actie en oude levenstijl [sic] zit.’ (Over: Hylas en de roep van de dolfijn van Michelle Paver) Of: ‘Ik vind het een heel leuk boek want het zit vol met hele leuke en grappige dingen, maar ook wel stukken die helemaal niet om te lachen zijn.’ (Over Superhelden.nl 2 van Marcel van Driel) Of: ‘Ik vind het een leuk boek want het zit vol actie en spanning en dierenliefde. Het is ook voor meisjes hoor.’ (Over: Spinder van Simon van der Geest)
Bij dat laatste citaat is natuurlijk de laatste zin (waarmee de recensie eindigt) erg aandoenlijk. Vooral het ‘hoor’ is hilarisch. Ik wilde kennelijk nog even duidelijk maken dat meisjes het ook best konden lezen. Dat is overigens wel iets wat ik vaker noem, want ook in andere stukken probeer ik steeds ook nog te benoemen dat een boek niet alleen voor meisjes of alleen voor jongens is.
Heel soms is de toon anders, zoals bij Wonder van R. J. Palacio:
‘Ik vind dat iedereen dit boek moet lezen, het is een ontroerend boek, het laat je nadenken over wat anders is en hoe mensen erover denken. Het boek is zo goed geschreven, ik heb er echt geen woorden voor.’ (Ik was 12)
Dat boek had een snaar geraakt. En eerlijk gezegd, scrollend door de tientallen recensies, is dat ook een van de weinige boeken waarvan ik me de inhoud nog herinner…
Naarmate ik ouder word, beginnen de zinnen beter te lopen en wordt mijn mening steeds genuanceerder. Soms is hij zelfs zo genuanceerd dat ik me afvraag of ik wel iets van het boek had begrepen…
Ik schrijf nu al enige jaren geen recensies meer. Misschien moet ik het weer eens oppakken. En wie weet word ik dan eens wakker met een reactie van Grunberg, Verhulst of Wieringa in mijn mailbox…