Sinds Ada kan lopen wil ze niet anders. Ze kent de weg naar de crèche, de speeltuin en het perkje in onze straat waar altijd merels zitten.
Als ik haar van de grond til om haar te dragen, verzet ze zich met hand en alle vier de tanden die ze inmiddels heeft. Dingen van haar afpakken: precies dezelfde reactie. Altijd huilt ze erbij.
Zoals ik hier al eerder schreef geloof ik niet zo in verdriet bij heel jonge kinderen. Volgens mij huilen ze vooral uit schrik of uit frustratie. Weinig irritanter dan een passerende vrouw op leeftijd* die de tranen van mijn ziedende dreumes net te luid perverteert tot groot verdriet.
Aan komen sloffen, boodschappen neerzetten, medelijdende keelklanken maken en dan: ‘Ach ach, wát een ver-driet. Meiske, wat ís er toch?’
Trut, ik sta ernáást.
Laatst haalde ik Nadim (6 jaar) op van het spelen bij een vriendinnetje. Op het moment dat ik binnenkwam was dat vriendinnetje met een van haar vaders schoenen in aan het slaan op het hoofd van haar moeder. De klappen van hak op schedel waren duidelijk te horen. Mijn jongen stond er met grote ogen naast.
Ik onderdrukte mijn impuls om dit duidelijk bezeten kind uit het raam te werpen en wachtte af. Andermans huis / kind en zo. Misschien had Satan wel een rol in dit gezin. De moeder van het meisje signaleerde dat haar dochter haar pijn deed door een paar keer theatraal ‘au!’ te roepen, en toen het kind niet ophield legde ze dat ook nog eens in woorden uit. Schijnbaar ten einde raad, klemgezet in een hoek van haar eigen gang, pakte de moeder met beide handen de pols van het kind beet en voorkwam minstens een haarscheur in haar schedel.
‘Dit. Mag. Niet,’ zei ze met kalme stem terwijl de overdruk uit haar oren sloeg. ‘Mama wordt hier héél verdrietig van.’
Verdrietig, my ass, dacht ik. Mama wordt hier pislink van. En het gekke was: ik wist zéker dat dochter meteen was gestopt met slaan als moeder haar woede had laten zien.
Dochter pakte de veters van de schoen met haar vrije hand over en wilde doorgaan met meppen. Moeder slaagde erin haar een zijkamer in te duwen, die ze daarna op slot deed. Achter het hout klonken geschreeuw en gegooi met zware voorwerpen. Niet veel later liep ik met een wat stille Nadim over de Westerstraat.
‘Mag ik thuis een filmpje kijken?’ vroeg hij na een tijdje.
Ik knikte, pakte zijn hand. Een stinkvrachtwagen reed voorbij, en met ingehouden adem staken we over.
‘Als je boos bent,’ zei ik, ‘beloof je dat je me dan nooit met mama’s pumps zult slaan?’
Hij knikte zó ernstig dat ik hem wel op moest tillen. Het laatste stuk van onze wandeling maalden zijn radertjes voelbaar in mijn armen.
‘Pap?’ zei hij toen ik hem neerzette om onze voordeur open te doen. ‘Wat is een pump?’
* Ja, sorry, maar dat is nou eenmaal nooit een man. Of een jónge vrouw.
____________________________________________________________________
Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. In 2016 verscheen zijn sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.