I) Er wordt helemaal niemand doodgeschoten
Goede Vrijdag. Mijn dochter en ik bezoeken het Stedelijk Museum Schiedam. Ik heb haar meegenomen omdat ik haar graag het schilderij wil laten zien dat mijn vrouw en ik ooit uitkozen voor op haar geboortekaartje. Mannetje met de zon, van Karel Appel. We bekijken de vaste collectie en een tentoonstelling. Daarna mag zij kiezen waar we gaan lunchen. Ze wil graag naar Hotel New York, in Rotterdam, zodat ze kan twitteren dat ze in New York zit. Grappig. Tienerhumor.
We lunchen uitgebreid. Gegrilde visjes, risotto en witte wijn. Ik drink in m’n eentje anderhalve fles. De ervaring leert dat dat mijn weggedrag een beetje tempert. Als de borden zijn afgehaald, wordt er een muntthee en een dubbele espresso neergezet. We praten over school, over buitenlandse musea en ik vertel wat over het komende nummer van Tirade. Als we zijn uitgekletst, begint mijn dochter een beetje te swipen op haar iPad en lees ik wat in Valeria Luiselli’s De gewichtlozen (het boek weegt 252 gram, trouwens).
‘Pap?’
‘Mmm?’
‘Is het waar dat jij van plan bent om mama en mij te vermoorden en met Pam een nieuw leven te beginnen?’
‘Wie zegt dat?’
‘Iemand op school.’
‘Wie?’
‘Gewoon, iemand.’
Ik trek m’n gun uit mijn schouderholster en richt het op mijn dochter:
‘Ik vraag het je nog één keer, eigenwijze tyfusbitch: Wie. Zegt. Dat.’
‘Stoer hoor, alsof je je eigen dochter overhoop gaat schieten.’
‘Weet je nog dat je een paar jaar geleden zo’n schattig klein broertje had? Met van die krullen? Wat is daar ook alweer mee gebeurd?’
‘Ja, maar dat was een jongen.’
Ik haal de trekker over, blaf de halve linkerarm van mijn dochter eraf.
‘Ik vraag het je godverdomme nog één keer. Van wie heb je die bullshit?’
‘Van Madelief.’ Mijn dochter verbijt haar tranen – zo zie ik het graag.
‘Nou, zeg maar tegen Madelief dat jouw vader geen vlieg kwaad doet.’
‘Zal ik doen,’ zegt mijn dochter terwijl ze met servetten haar stompje afbindt.
‘Fijn.’ Ik steek m’n gun terug in m’n schouderholster, sla m’n espresso achterover en leun dan over de tafel tot vlak voor het gezicht van mijn dochter. Terwijl ik mijn oogbollen achtjes laat draaien in hun kassen, zeg ik: ‘Best een aparte vader heb jij.’
‘Pap. Effe normaal doen.’
‘Hahaha, schitterend!’
‘Pap?’
‘Ja, WAT?!’
‘Heb jij een relatie met Pam?’
‘Nee, absoluut niet. Nooit gehad ook. Pam is een collega. We zijn allebei gek op goochelen, dat is alles… Omdat Pam op het podium altijd zo ijverig fakkels door hoepels staat te smijten, denk jij misschien dat ze backstage ook met vuur speelt, maar niets is minder waar. Pam is gewoon een loyale, lieve, stabiele moeder en echtgenote. Of hoe zeg je dat een beetje geëmancipeerd? Maak je maar geen zorgen.’
‘Ze jat wel alle trucs uit je poten.’
‘Dan jat ik gewoon een paar trucs terug. It’s all in the game, lieverd. Maar geloof je me nou? Ben je nou een beetje gerustgesteld?’
‘Ja.’
‘…’
‘En pap? Elvira zegt dat ze jou laatst zag met de moeder van Penélope, van ballet en dat jullie – ’
‘Hé! Zullen we afspreken dat jij je verder niet met het liefdesleven van je vader bemoeit? Wat zullen we nou krijgen.’
De afgelopen weken, maanden, heb ik talloze lezers hopeloos zien verdwalen in het grijze gebied tussen Begrijpend lezen en Rorschachtest. Betrekkingswanen, projecties, speculaties. Het was vaak amusant, soms griezelig, en ik beken dat ik – met de beste pedagogische bedoelingen – af en toe een dwaalspoor heb uitgezet en dat het literaire spel me, behalve een hoop plezier en schuldgevoel, ook een schat aan psychologische en relationele inzichten heeft opgeleverd. Maar nu vind ik het, eerlijk gezegd, wel mooi geweest. Ik maak me geen illusies (woordspeling), maar laat ik voor mijn eigen gemoedsrust nog maar een keer herhalen dat ik hier, op de blog, fictie bedrijf.
II) Haar favoriete liefdesgedicht
Mijn dochter was tijdens het swipen over de liefde begonnen, doordat ik haar tijdens het eten over het naderende nummer van Tirade had verteld. Tirade 454, het nummer vol Nieuwe Liefdespoëzie. Ik zei dat Lieke, Marko, Gilles en ik hadden afgesproken dat we in de aanloop naar de presentatie van het nummer – op 9 mei in De Nieuwe Liefde – aandacht aan onze favoriete liefdesgedichten zouden besteden in onze blogstukjes. Onlangs deelde Lieke haar favoriete liefdesgedicht al. Ik had nog niet kunnen kiezen.
‘Weet jij iets?’
‘Een gedicht?’
‘Ja, of een songtekst. Lezen jullie geen poëzie op school?’
‘Ja, maar dat is allemaal saaie shit.’
‘…’
‘Kan film ook poëzie zijn?’
‘Dat vraag je aan mij? Natuurlijk! Cinema ís poëzie.’
‘Dan kies ik een stukje uit You the Living.’
‘Goed idee. Welke scène?’
‘Deze,’ ze reikt me haar iPad aan.
‘Mooi. Moet ik je keuze nog toelichten?’
‘Nee, want dan ga je me toch alleen maar belachelijk maken.’
‘Oké, dan zet ik het maandag op de blog en dan vertel ik er alleen nog bij dat You the Living (2007) is opgenomen in Stockholm en dat het de tweede speelfilm van Roy Andersson is.’
‘Oké.’
Nou, geloof het of niet: voor mijn tienerdochter is een huwelijk het toppunt van romantiek. Hoe dan ook… ga rustig zitten voor deze acht minuten grootse, Europese, humanistische cinema. Eigenlijk ben ik het met mijn dochter eens… betere liefdespoëzie bestaat niet:
Tirade – sprookjes.
Soundtrack: zie het filmpje hierboven.
Volgende week: Tyn’s tuin. En meer.