Sinds een paar weken doet B ‘s ochtends een elastiekje in bij onze dochter.
De bedoeling is dat haar lange pluk dan niet meer in haar gezicht hangt, en een fijne bijkomstigheid is het nekkie.
Hoewel de verhouding tussen haar hoofd en lichaam met de jaren zal veranderen, heeft Ada’s nekkie iets tijdloos.
Alsof ik alleen maar aan een jaartal hoef te denken, haar naam hoef te zeggen en dat ze dan naar me om zal kijken als puber, als jonge vrouw, als verse moeder.
Ada’s nekkie lijkt op dat van mijn moeder. Als ik het kus verdwaal ik in de generaties, soms. Vergeet ik wie en wanneer ik ben.
Mijn vriend Jochem, die jaren voor mij vader werd, vertelde me na de geboorte van zijn eerste dochter dat hij een sterk beeld had gehad bij hoe zij eruit zou zien en dat hij in de verloskamer een soort teleurstelling had moeten verwerken. Dit is niet wie ik verwachtte. Deze persoon ken ik helemaal niet.
Je hebt het kind van je jongvolwassen droom en het kind dat komt. Het kind dat komt verdrijft dat van de droom, zoals een eksterjong.
Voor alles wat echt wordt, wat je werkelijk leert kennen, moet fictie sterven.
Terwijl ik dit schrijf denk ik voor het eerst in lange tijd aan mijn dochter met de donkere krullen. Aan het kind dat ik nooit kreeg; dat altijd even oud zal blijven, en dat nu met het leren kennen van mijn Ada geleidelijk vervaagt.
_____________________________________________________________
Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. In 2016 verscheen zijn sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.