Nucleaire

De orthopeed toont op het computerscherm een röntgenfoto van de onderrug. ‘Ziet er goed uit, die tussenwervelschijven,’ hij leunt naar achteren in zijn stoel, krabt achter zijn oor, schiet weer naar voren.  ‘Maar hier… hier zit iets wat mijn aandacht trekt.’ Hij wijst op een wit stukje. ‘U heeft misschien een extra botje.’ Naast de onderste ruggenwervel links zit een vaag vlekje.  ‘Kan je daar wat aan doen?’ ‘Niet echt.’ De orthopeed leunt weer naar achteren. ‘Maar ik adviseer u om een botscan te laten maken.’ 

Twee dagen later ligt er een enveloppe op de mat. In de brief staan twee zinnen vet  afgedrukt: 

11.45 Injectie Skeletscan

14.45 Skelet Total Body in Nucleaire Kamer 2 

Misschien krijg je na de behandeling ook een wellness weekend met korting. Nog drie dagen, dan word ik radioactief. 

Een man achter de balie wijst met zijn vinger. ‘De gang door, de tweede rechts.’ Om de hoek bevinden zich drie klapstoeltjes. Een plankje met boeken en een bordje met het woord Nucleaire. Is dat geen bijvoeglijk naamwoord? Een man in een wit jasje steekt zijn hoofd om de hoek. ‘Goh, wat ben jij laat, zeg.’ Hij ziet eruit als een makelaar. Iemand die met zijn Vespa Primavera door de stad scheurt. Ik zwaai met mijn brief.  ‘Maar ik ben toch op tijd?’ Hij lacht. ‘Grapje. Kom maar.’ 

Alleen de jas moet aan de kapstok. De man vraagt me op een tafel te gaan liggen. ‘Wat zit daar in?’ Hij zwaait met een injectienaald. Ik kijk naar zijn naamplaatje. Akil. ‘Radioactieve vloeistof.’ Ik strek mijn arm. ‘Je hebt mooie aderen.’ Akil doet een blauwe band om mijn arm en trekt het stevig aan. ‘Wanneer bent u geboren?’ Ik noem de datum. ‘Goed. U bent de juiste persoon.’ De naald verdwijnt in de ader. ‘Is dit slecht?’ Mijn stem klinkt hoog. Hij grinnikt. ‘Wil je dat echt weten?’ Ik knik. Zijn ogen twinkelen. ‘Het zou kunnen…’ Hij lacht. ‘Maar misschien ook niet, hoor.’ Akil houdt de injectienaald omhoog. Ik zie een rood wolkje door gelige vloeistof dwarrelen. Hij klopt me geruststellend op mijn schouder. ‘We hebben aardstraling. Vliegen is slecht voor je. Je mobieltje doet ook rare dingen. Het lichaam kan wel wat verdragen.’ 

Ik word in de koker geschoven. Akil schuift een metalen plaat vlak voor mijn gezicht. Ik zie George Clooney in zijn witte pak in de ruimte verdwijnen. ‘Je gaat nu stralen. De radioactieve vloeistof is verbonden aan een stofje dat zich hecht aan calcium. Je lichaam stoot in golven radioactiviteit uit. Dat wordt door kristallen in dit apparaat opgevangen. En die zetten het om in beeld. Kijk maar.’ Op een computerscherm verschijnen duizenden kleine stipjes. Ik denk aan een kopje Nespresso. ‘Ik begrijp het niet’, piep ik. ‘Dat geeft niet’, zegt Akil. Hij drukt op een knopje. ‘Wat voor een beroep heb jij?’ ‘Journalist’, zeg ik. Akil knikt. ‘Heel goed. Dan begrijp ik ook niet wat jij doet.’ Er valt een stilte. Ik schraap mijn keel. ‘Je hebt toch wel van Muhammad Ali gehoord?’ probeer ik. ‘Tuurlijk’, zegt Akil. ‘Goede moslim.’ Het is weer stil. Akil drukt op een knopje. Ik glij de koker in. ‘Je begrijpt dus best wat ik doe,’ zeg ik. De woorden slaan tegen het binnenste van de koker. Het klinkt hol. Een deur slaat dicht. Dan is het stil.  ‘Iedereen denkt altijd dat Ali zo’n grote held was… Maar hij sloeg ook wel eens door.’ Geen antwoord. ‘Hij was niet alleen een geweldige bokser, hoor,’ mompel ik. ‘Weet je wat zo lullig was?’ Het apparaat begint te zoemen. Ik zie groene lampjes aan en uitgaan. ‘Hij beledigde andere boksers. Hij noemde Sonny Liston een ‘lelijke beer’. En Joe Frazier vergeleek hij met een gorilla.’ De koker begint te draaien. Ik sluit mijn ogen. Mijn voeten tintelen. ‘Hij noemde Frazier een ‘Uncle Tom’. Weet je wat dat is?’ Het apparaat trilt en stopt. De groene lichtjes zijn uitgedoofd. ‘Ali noemde Frazier: the other type negro. Heftig toch?’

De handen van Akil verschijnen. Hij verwijdert het plaatje voor mijn neus. ‘Zat je nou te kletsen?’, vraagt hij. Ik knik en ga rechtop zitten. Op het computerscherm zie ik een witte vlek. ‘Dat is je blaas,’ zegt Akil. ‘Ga maar lekker naar de wc. Radioactieve stoffen kan je eruit plassen. Drink maar veel water.’ Ik loop naar de kapstok voor mijn jas. ‘O ja,’ Akil grinnikt. ‘Even geen kleine kinderen knuffelen, goed?’ Ik knik en geef hem een hand. Hij kijkt me ernstig aan. ‘Gek hoor, een vrouw die over boksen schrijft.’  

 

 

Rosan Hollak (1971) studeerde filosofie en politieke wetenschappen. Ze is journaliste bij het NRC Handelsblad, publiceerde verhalen in Bunker Hill, Lava en Tirade en werd twee keer genomineerd voor de Brandende Pen voor het beste korte verhaal. Ze debuteerde in 2012 met de mozaïekroman Scherptediepte (De Bezige Bij). 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *