Ochtend op de rand*

De mist van vandaag is er zo een die in je badjas kruipt. Over de ijzige tegels van het pad – voordat het winter wordt moet ik echt slippers kopen – vind ik mijn weg naar het sanitair. De scheepslamp boven de deur doemt pas op als ik er bijna voor sta.

Zonder aan mijn brandwond te denken grijp ik de deurknop vast; ik gil het uit, maar zelfs nu komt er geen echo van de rotsen. Binnen is het ook al mistig, een nevel die lijkt te komen uit een van de achterste douchehokjes in de lage barak. Daar kucht, rochelt en spuugt iemand zo’n zware fluim dat ik hem door het ruisen van de waterstraal heen op de tegels hoor landen.

‘Lloyd?’ zeg ik.

Een lach als een V12 die na een winter buiten voor het eerst gestart wordt, hakkelt en afslaat. Weer spuugt hij op de grond. ‘Chef. Hoezo ben jij al op?’

Voor een van de beslagen spiegels doe ik mijn badjas uit. Een bleek torso verschijnt achter de condens. Ik kijk om naar Lloyds hokje; naar de open strook onder de deur, waar zijn dikke, schijnbaar gewrichtloze enkels in te kleine voeten eindigen. ‘Hoe laat is het dan?’

Lloyds hand komt over het deurtje heen, tast rond en vindt de haak waaraan zijn kleren hangen. Uit de zak van zijn spijkerbroek vist hij zijn horloge. ‘Kwart over acht.’

‘Die mist…’ zeg ik.

‘Gebeurt alleen maar in de herfst.’ LLoyd hangt het horloge aan het haakje bij zijn kleren. ‘Je was er van de zomer toch al?’

‘Augustus,’ zeg ik, en denk aan het huis waar ik niet meer woon. Aan juliochtenden waarop Cassie in haar joggingpak over het gras liep om de krant uit de brievenbus te halen. Sprietjes bleven aan haar blote voeten plakken, en zo volgden gras en dauw haar terug de keuken in. De vroege morgen was in haar krullen gekropen, had haar wangen roodgekust. Ze veegde haar voeten af aan Amos, die op de mat van de keukendeur sliep, en zo stuwden de geuren van gras, hond, toast en koffie tranen naar mijn ogen. In mijn borst leek extra ruimte te ontstaan, alsof die specifieke combinatie zorgde voor meer zuurstof in de lucht.

Ik hang mijn badjas op en stap in het hokje naast dat van Lloyd. Omdat het slot stuk is, valt de deur open en krijg ik het ijzige witte plaatmateriaal steeds tegen mijn rug terwijl ik op warm water wacht. Ik draai me om, zet mijn knie tegen de deur en duw tot het ding in zijn sponning klemt. Langzaam begint de temperatuur van de straal te stijgen.

‘Maak je niet druk om die deur,’ zegt Lloyd. Zijn schaduw kruipt onder het schot door tot hij mijn voeten raakt. Als vanzelf stap ik terug. ‘Er is niemand anders wakker. Zeep?’

Boven de wand van mijn hokje verschijnt een blauwe fles doucheschuim. Refreshing Ocean Wave Sports Body Conditioning, lees ik als ik hem aangenomen heb. De rest van de tekens op de flacon zijn Chinees. Terwijl ik mijn best doe om mijn rechterhand buiten de straal te houden spoel ik er een paar van Lloyds zilveren haren af en denk aan wat ik vandaag allemaal moet doen.

* Deze tekst komt uit mijn nooit uitgegeven novelle Frank.

_____________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en recensent. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in diverse bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind en Het jasje van Luis Martín.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver, schrijfdocent en journalist. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in de bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (nominatie Academica) en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín en Dorp (nominatie Boekenbon- en Librisprijs). Nu in de winkel: de roman Café Dorian.