besloot ik een wandeling te maken. Een van mijn favoriete routes voert over een kerkhof. Dit keer nam ik de buitenring, langs het crematorium via de strooilanen en het kinderhof. Achteraan is braakliggend terrein. Stapels stenen van geruimde graven liggen daar naast een tamelijk lelijke sloot. Het begon te regenen. Ik schuilde onder een enorme boom en dacht aan Virginia Woolf.
Dat kwam door die sloot, maar ook omdat ik de avond ervoor een Russische kunstenares tegen het lijf was gelopen die een poos werkte aan ‘bodily memory’. Ik begreep dat dit het fysiek zichtbaar maken van emotionele herinneringen is. Ten overstaan van het publiek werd een actrice in een soort trance gebracht, waarbij ze zich kon inleven hoe Virginia Woolf zich moet hebben gevoeld op het moment dat ze die koude, lelijke rivier in liep.
Zou een dergelijke inleving mogelijk zijn? Toen de film The Hours uitkwam (in 2002) vroeg Hermione Lee zich iets soortgelijks af: was Virginia Woolf niet veel te gecompliceerd om een film over te maken?
Lee is de biograaf van Woolf. Natuurlijk vindt zij dat alles gecompliceerder en genuanceerder is dan een film kan waarmaken. Fictie gaat ver buiten haar comfortzone. Zelf noemde ze het ‘de terughoudendheid van een biograaf om een echt persoon te achtervolgen in het territorium van de fictie met verzonnen gedachten en uitspraken’. Ik zie meteen voor me: een getormenteerde Schrijver wordt achternagezeten door horzel-achtige Gedachten. Samen rennen ze over een sprookjesachtig kerkhof en spelen verstoppertje tot diep in het rijk der Fictie.
Maar Lee heeft wel een punt. Natuurlijk is Woolf te gecompliceerd om in te koken tot anderhalf uur. Ik vermoed dat de filmmakers ook geen allesomvattendheid pretendeerden. En natuurlijk is fictie niet hetzelfde als de werkelijkheid. Fictie interpreteert de werkelijkheid. Het vindt daar iets van.
Als ik het essay van Lee lees, denk ik: Nicole Kidman als Woolf iets horen zeggen is kennelijk heel anders dan deze woorden lezen. Woolf zien verdrinken is per definitie romantiseren. Want ineens is er een getuige en dat maakt de dood veel minder eenzaam.
Eigenlijk lijkt Hermione Lee zich af te vragen of fictie iets ’betrouwbaars’ kan zeggen over de werkelijkheid. En ze stelt meteen een tweede retorische vraag: ‘Can a few outstanding moments provide consolation against the long beat of “the hours”? Do writing (and reading) make life bearable?’ Beide vragen hebben vermoedelijk evenveel antwoorden als er mensen zijn.
Via seance-kunst, literatuur of film kunnen wij ons Virginia Woolf voorstellen. En dan kan ze zomaar opeens zeggen: ‘to look life in the face and to know it for what it is, to love it for what it is, and then to put it away.’ Daar hebben we dus fictie voor.
Berthe Spoelstra (1969) is dramaturg van Frascati Theater. Recent kwam haar debuutroman Schemerland uit (Van Oorschot 2019). Voor Tirade schrijft ze over theater en literatuur.