Het ‘Museum van de Anatolische beschavingen’ in Ankara herbergt een ongelofelijke hoeveelheid culturen. Als je op de juiste plekken in Turkije zou gaan graven tref je artefacten aan uit de paleolithische periode, de neolithische, de Koper-steentijd, de vroeg Bronstijd, de periode van de Assyrische kolonisatie, de Hittieten, de Phrygiërs, dan krijg je nog de Hellenen, de Grieken en de Romeinen. Niet in het museum aanwezig zijn dan nog de vroege christenen, uiteindelijk de Byzantijnen en vervolgens de Islam als culturen die met hun sporen landschap en cultuur van het huidige Turkije mede bepalen.
Als je er rondloopt krijg je vanzelf ideeën voor een heel nieuw museum waarin je de grondlagen verbeeldt: alsof je met een lift door aardlagen heengaat, en zo aanschouwelijk maakt wat er precies na wat kwam, overlap zichtbaar maakt, op het straatniveau vind je dan: Turkije nu. In Istanbul zijn zoveel Byzantijnse resten, zoveel Romeinse resten dat het niet eens goed mogelijk is ze allemaal goed te bewaren. Nabij de Hypodrome in Istanbul, waar ooit wagenrennen gehouden werden, steken stukken klassiek bouwwerk uit latere gebouwen naar buiten, als doorgroeiende historie.
Het leek mij dan ook een bijna ongelooflijke waardige ingreep dat Atatürk in 1935 besloot dat de prachtige Aya Sophia geen vroegchristelijke kerk was noch een moskee, maar een museum. Het scheen mij toen een elegante oplossing toe om conflicten uit de wereld te helpen. Geen strijd, maar historie zichtbaar maken voor alle gezindten.
De Turkse choreograaf Erdem Gunduz heeft een plaats veroverd in de lijst van indrukwekkende iconische eenlingen door acht uur op het Taksimplein te staan, eerst in zijn eentje, en alleen naar het portret van Atatürk te kijken. Hij wijst ermee op een diepe dichotomie in de Turkse samenleving die vorm kreeg in de figuur van Atatürk. Turkije zweeft altijd op de grens van culturen, heden het meest manifest de Islamitische, vertegenwoordigd door de huidige regering – en de seculiere, gerepresenteerd door de Vader der Turken Atatürk.
Stephan Sanders schrijft in twee opeenvolgende columns in Vrij Nederland heel fraai hoe een protest dat begon voor het behoud van een park, in zichzelf al symbolisch is: een lege, niet ingevulde plek behouden. Waar Erdogan in naam van een meerderheid lege plekken wenst in te vullen. Hij citeert André Rouvoet: ‘De essentie van de democratie is niet dat de meerderheid beslist. (…) Het hart van de democratie klopt in het besef dat de meerderheid bij besluiten zoveel mogelijk ruimte laat aan minderheden en hun opvattingen en gedragingen.’ Rouvoet weet in dit enkele citaat mooi de aardlagen van zijn eigen politieke geschiedenis zichtbaar te maken, als oud RPF-er (Reformatorische Politieke Federatie) wortelt hij in de ARP (Anti Revolutionaire Partij), de partij die uit de Schoolstrijd ontstond: onze eigen worsteling tussen overheid en religie. Rouvoet stamt uit een religieuze minderheid die zich tegen een seculiere wetgever te weer stelde.
Hoewel de religieuzen ten tijde van de Schoolstrijd – anders dan Erdogan nu – zich in de minderheid wisten, zijn hun rechten nu in de grondwet verankerd.
Erdem Gunduz heeft met zijn solo-actie Erdogan pijnlijk en indringend gewezen op het gegeven dat in een democratie de minderheid ertoe doet.