Als Pam met een dienblad de kamer in komt, trekt De Staart trek ik m’n gun uit m’n schouderholster. Ze zet twee wijnglazen op de salontafel en reikt mij m’n cassis aan.
‘Dank.’
‘Waar is Francesco?’
‘Naar huis.’ Ik richt m’n gun op één van de wijnglazen en schiet ’t aan gruzelementen.
‘Jezus Christus… waar is dát nou voor nodig?’
‘Dat vertel ik je straks.’
Ik klok de helft van m’n cassis weg. Pam is naast me komen zitten, ze haalt diep adem. ‘Ik vond het een rare avond,’ zegt ze. Ze gebaart naar de bebloede harpoen en vervolgt: ‘Hoe kwam Francesco aan dat geweer?’
‘Heb ik hier ooit laten slingeren… Ik had dat ding vroeger altijd bij me als ik uitging… als ik dan een lekker wijf zag, dan schoot ik een harpoen in d’r bovenbeen en dan trok ik haar met het touw naar me toe. Soms schoot ik vanaf de motor en – ’
‘Onbegrijpelijk dat de Opzij jou nog steeds geen eigen goochelrubriek heeft aangeboden.’
‘Dat vind ik nou ook!’
‘…’
‘En in mijn studententijd had ik een heel mooi en heel slim Spaans vriendinnetje dat in een vervallen, ongelooflijk romantisch huis achter het stadspark van Sevilla woonde… palmbomen, duiven… Fermina, heette ze. Het liefst wilde ik ieder weekeinde naar haar toe, maar omdat ik me dat niet kon veroorloven, ging ik regelmatig met m’n harpoengeweer naar Schiphol, dan schoot ik die harpoen zo fffff in de romp van een vliegtuig met bestemming Spanje en dan liet ik me aan m’n eigen touw mee naar Sevilla of Málaga zwieren.’
‘Fermina bofte maar met zo’n Tarzan.’
‘Jij zegt het. Ik had een keer ’t verkeerde vliegtuig te pakken, belandde ik in Peking.’
‘Tyn, wat heb ik verkeerd gedaan?’
‘?’
‘Je bent pissig. Ik zie ’t aan je ogen.’
‘…’
‘Zeg ’t nou maar!’
‘Waarom zei je tegen die Lucarotti dat ik een kind van je wilde?’
‘O, is het niet waar dan?’
‘Jawel, maar je hoeft toch niet alles wat ik met jóu deel met de rest van de wereld te delen? Wat heeft dat nou voor zin?’
‘Ik dacht dat jij altijd zo gecharmeerd was van m’n Nietzscheaanse onverschrokkenheid? Dat je altijd zo moest lachen om m’n destructieve acties? Een tijger is geen schaapje, hè? Het is of ’t één of het ander.’
Ik druk snel op de pauzeknop – even ademhalen, even goed nadenken. Zodra ik op play druk begint Pam weer te praten:
‘Eerlijk gezegd ben ik zelf ook een beetje pissig… ik heb de laatste tijd namelijk het gevoel dat ik al jouw slechte eigenschappen aan ‘t absorberen ben… die agressie van je en je narcisme en die roofdierachtige manier waarop je naar het leven kijkt… Soms is ’t net of jij in mijn hoofd bent komen wonen, wist je dat? Het is alsof jouw bloed door mijn aderen stroomt… alsof mijn hoofd jouw gedachten denkt en ik – ’
‘Ja maar dat heb ik ook! En bovendien – ’
‘En ik snap niet hoe dat kan en ik vind het eng en raar en het is een ROTGEVOEL!!!’
Bij dat laatste woord duikt Pam naar voren, trekt m’n gun uit m’n schouderholster, richt met twee handen mijn eigen vuurwapen op mijn eigen blote voorhoofd en haalt vier, vijf, zes keer de trekker over. Klik, klik, klik.
‘Daarom schoot ik net dat glas kapot,’ zeg ik terwijl ik het volle magazijn uit mijn achterzak trek, ‘de laatste bullet moest nog even uit de kamer.’ Ik pak m’n gun terug, steek ’m in m’n schouderholster. ‘We hadden toch nog ragout?’
‘Staat op het aanrecht.’
Ik loop naar de keuken. Als ik met twee bordjes de kamer in kom zegt Pam: ‘Zullen we een andere keer verder gaan met ruziemaken? Ik ben een beetje moe.’
‘Ja, prima. Alleen jammer dat we niks kapot hebben gemaakt. Misschien moet je je glas nog door de kamer gooien?’
Pam leunt naar voren, pakt haar glas, drinkt het leeg, gooit het door de kamer. Het spat uit elkaar tegen de rand van de eetkamertafel. We lachen.
We eten wat van de bladerdeegbakjes met blikragout. De helft laten we staan. Achter Pam pinkelt de Zwitserse sterrennacht door een kier tussen de gordijnen.
‘Ik moet gaan,’ zeg ik nadat ik mijn vorkje als een vlaggenmast in de resten van m’n ragoutbakje heb gestoken.
‘Waar ga je naartoe?’
‘Eerst even bij een vriend langs en dan naar Opoe’s Eethuys, ik moet een inleiding geven bij een leesclub.’
‘Mag ik mee?’
‘Van mij mag alles. Maar check zelf even of er nog plek is.’
Ik sta op, loop naar de muur tot ik de witte vlekjes in de gekleurde streepjes van het behang kan zien.
‘Ciao, Pam,’ zeg ik over mijn schouder.
‘Ciao, Tyn.’
Dan doe ik nog een stapje – ik raak de muur, los erin op.
——
Tirade – al het geene tot het literaire eenige betrekking heeft.
Soundtrack: J’me tire – Maître Gims.
Volgende week: BOEKENWEEK!!! De Tirade Leesclub vergelijkt Miek Zwamborns De duimsprong met Isa Hoes’ Toen ik je zag. Twee sterke vrouwen over doorgaan na een groot verlies. Twee prachtige, herkenbare levensverhalen. Om uren over na te praten! Plus: een experiment. Spannend!
Overigens ben ik van mening dat alleen schijnheilen, meelopers, leeghoofden en non-valeurs iets op het – kots, kots – boekenbal te zoeken hebben. Rot toch op met je phony bullshit.