Bij de viering van Sinterklaas maken mensen surprises en gedichten voor elkaar. Je zou kunnen zeggen dat het een feest is van gemaskeerde cadeautjes en ironiserende strofen. Er zijn in dit land ook nog andere varianten van het Sinterklaasfeest. Sommigen zeggen dat die feesten een heidense oorsprong verraden – dat het eigenlijk een viering van de midwinter is. Anderen beweren echter dat dit evenement van veel recenter datum is. Daarover een volgende keer, nu eerst over het ‘andere’ feest zelf.
Sinds mensenheugenis heeft Texel zo’n andere Sinterklaasviering. Eerst is er op 5 december dat gewone familiegedoe met pakjes, surprises en de goedheiligman. Maar een week later begint het echte gedonder. In de vroege avond trekt een stoet van veelal demonisch uitgedoste en gemaskeerde eilanders door de straten. Hun vermommingen verwijzen vaak naar lokale figuren die controversiële daden hebben bedreven, die in een schandaal verwikkeld zijn of zich anderszins door opmerkelijk gedrag hebben geprofileerd. Vaak ondersteunen de demonische ‘speulers’ hun voorstellingen met bespottende of absurdistische teksten. In de loop van de avond verdwijnen de demonen en het publiek naar het café of de grotere danszalen waar bandjes levensliederen en carnavaleske succesnummers vertolken. Veel drinken, veel hossen en deinen. Uitgelatenheid alom. Het is ook feest waarin dingen voorvallen die in het dagelijkse leven niet (mogen) gebeuren. Toen ik nog jong en fris was kwam je tijdens het ouwesunderklazen vaak getrouwde vrouwen tegen die ‘los’ waren van manlief en op zoek waren naar avontuur. Het gebeurde ook wel dat liefdes, die om wat voor tragische redenen dan ook in het gewone leven niet konden bestaan, op de avond van Ouwesunderklaas juist wel voor een halve nacht heftig opbloeiden en daarna weer werden verbroken. For only a short time the world turned upside down.
Om allerlei goede en slechte redenen heb ik zelf al jaren niet meer aan dit feest op mijn geboorte-eiland deelgenomen. De laatste keer dat ik dat wel deed was het evenement nogal onzalig geëindigd. Na de sluiting van het allerlaatste café omstreeks melkerstijd waren we, een handvol veteranen, naar een mij onbekend adres afgezakt, ergens in het hartje van Den Burg. Daar werd tot besluit van een reeds gedenkwaardig drinkgelag een kruik oude jenever uit de vriezer opgediept. Het staat me nog bij dat zich rond de volgeschonken glaasjes een laagje wonderschone rijp vormde. Verder herinner ik me niets meer van onze fijnproeverij in het eerste morgenlicht. Wel dat ik uren later met een schreeuw wakker werd. In een droomflard had ik plots beseft dat mijn hart stilstond en de paniek hierom was zo groot dat een golf adrenaline mijn bloed deed stuwen. In een vreemde kamer vond ik mezelf op de parketvloer terug, terwijl mijn hart als een razende tekeerging. Tot mijn verbazing lag ik stevig in een of ander berbertapijt gewikkeld. Een kater als een luipaard. Even verderop lag de lege kruik op de vloer. Water! Ik wilde water drinken. Vanaf de straat klonk gestommel en toen mijn schimmige blik naar de ramen dwaalde, zag ik een paar passanten onthutst naar binnen loeren. Terwijl ik me met de grootste moeite uit dat verdomde tapijt trachtte te bevrijden, begon het akelig druk te worden op de stoep voor het huis. Zolang deze ongein maar niet in de lokale krant komt, dacht ik nog. Volgend jaar toch maar eens overslaan. De dagen erna moest ik vooral terugdenken aan het ogenblik van vermeende hartstilstand. Het leek me dat ik nipt ontsnapt was aan de dood. In elk geval was duidelijk dat ik onderhand te oud begon te worden voor een ouderwetse Scandinavische dronkenschap.
Komend weekend is het zover. Ik ga me weer eens voorzichtig in het gedruis begeven, en deze keer geflankeerd door de vrouw. Zo blijft men behouden. Tenminste, zolang zij niet door de demonische geest van dit festijn wordt gegrepen en het op de heupen krijgt.