Ik betrap mezelf erop dat ik over Hongarije ben gaan praten alsof het een psychologische patiënt is. ‘Onverwerkt trauma’, ‘onderdrukte gevoelens’, ‘zwijgcultuur’ en ja, misschien ook wel eens ‘grootheidswaanzin’. Zulke woorden gebruik ik als ik met mijn Nederlandse vrienden over de Hongaarse geschiedenis praat. De Hongaarse herinneringspolitiek is niet anders te begrijpen. Het Hongarije van nu heeft de historische trauma’s van vorige generaties overgeërfd, omdat er decennialang niet over gepraat mocht worden.
Zo werd ook het lot van de dichter Miklós Radnóti (1909-1944) verzwegen. Als joodse Hongaar werd hij vanwege de Hongaarse rassenwetten naar een werkkamp gestuurd voor dwangarbeidsdienst, en vond hij uiteindelijk tijdens een dwangmars de dood. Al die tijd bleef hij dichten. Zijn indrukwekkende getuigenis is na zijn dood in een schriftje in de binnenzak van zijn jas in een massagraf teruggevonden. Zo werd Radnóti’s poëzie postuum beroemd. Maar wat er tijdens zijn laatste dagen is gebeurd, blijft onduidelijk.
‘Allerlei tegenstrijdige verhalen deden de ronde in de jaren 50,’ vertelde literatuurhistoricus en Radnóti-expert Győző Ferencz mij. Aanvankelijk geloofden de Hongaarse communistische partij dat de nazi’s, die Hongarije in 1944 waren binnengevallen, ook Radnóti hadden vermoord. Fascisme en antisemitisme – dat waren misdaden die alleen nazi-Duitsland had begaan, zo luidde de aanname. Toen het massagraf met Radnóti’s schriftje was teruggevonden, werd daarom ook geen forensisch onderzoek naar de daders gestart. Het ministerie van Binnenlandse Zaken legde hoogstens een dossier aan, waarvoor ze omstanders, maar geen van de overlevenden van de dwangmars, lieten interviewen. ‘Dit was allemaal onderdeel van dezelfde strategie,’ legt Győző me uit: ‘verhullen dat Hongaren schuld droegen. Het waren de Duitsers.’
Dit reflex is niet uniek aan Hongarije. Veel Europese landen die tijdens de Tweede Wereldoorlog een tijd door de nazi’s bezet waren, konden (en kunnen) moeilijk onder ogen komen dat landgenoten in veel gevallen ook medeplichtig waren aan de Holocaust. Ook in Nederland. Terugkijkend bleek in deze periode het verschil tussen goed en kwaad niet zo zwart-wit als we hadden gewild. Pas in de jaren 60 begonnen we ook de joodse slachtoffers te herdenken op 4 mei. Daar ging een lange maatschappelijke discussie aan vooraf.
Veel Europese landen hebben dus met die herinnering geworsteld. Het probleem van Hongarije is dat die noodzakelijke maatschappelijke discussie over dit complexe trauma jarenlang door de communisten is onderdrukt. ‘Dat soort zelfreflectie, waar ruimte voor is in een democratie, heeft in Hongarije nooit plaatsgevonden,’ legt historicus Krisztián Ungváry uit in deze boeiende internetdocumentaire. ‘Veel Hongaarse communisten waren namelijk lid van de fascistische partij geweest, die na de Duitse inval in 1944 de dienst had uitgemaakt. Het was eigenbelang om te zwijgen over hun misdaden.’
Pas nadat de communisten uit Hongarije vertrokken waren, kwam de waarheid boven water. Ook Radnóti’s zaak werd heropend. In de jaren 90 wees academisch onderzoek uit dat hij niet door nazi’s, maar door vier Hongaarse soldaten was vermoord. Oftewel: de Hongaren hadden zelf hun dichter vermoord. Wat te doen met die realisatie?
Ik moest aan Radnóti denken toen het onderzoek naar de verrader van Anne Frank afgelopen weken in het nieuws was. Een internationaal onderzoeksteam zou de verrader hebben gevonden. Eindelijk zou een oude schuldvraag beantwoord kunnen worden. De hele wereld sprak erover.
Met de schuldvraag veroordeel je niet simpelweg een schuldige – je verandert ook het hele perspectief op de geschiedenis. In het geval van Anne Frank, die volgens het onderzoeksteam door een ambtenaar uit de Joodse Raad zou zijn verraden, is er de implicatie dat joden elkaar verraden zouden hebben. Naast kritiek op de rommelige methode van het onderzoeksteam gaven historici daarom de kritiek dat de veroordeling van deze ambtenaar de aandacht afleidt van waar het herdenken van de Tweede Wereldoorlog eigenlijk om hoort te gaan: de systematische massamoord, veroorzaakt door de nazi’s. Vanwege het systeem van de nazi’s was er een Holocaust, een Joodse Raad en de onmogelijke positie waarin de ambtenaar zich bevond.
Ook bij Radnóti is de schuldvraag zo groot en belangwekkend omdat hij het perspectief op de geschiedenis aanzienlijk verandert. Erkenning van het feit dat Radnóti door vier Hongaarse soldaten is vermoord, is erkenning van de Hongaarse medeplichtigheid aan de Holocaust in Hongarije. Een onverwerkt trauma dat de Hongaarse regering liever voor zich uit schuift, generatie na generatie.
Viktor Orbán waagt zich er ook niet aan. Met zijn zelf-gecultiveerde imago als de man die Hongarije, de ‘grote maar miskende natie’, hun trots terug komt geven, is er geen ruimte voor de zwarte bladzijden van die natie. Hij heeft in zijn grondwetswijziging van 2012 laten opnemen dat Hongarije tijdens de Duitse inval een bezet land was, en geen enkele verantwoordelijkheid draagt voor wat er in die tijd gebeurd is. Deze herinneringspolitiek kreeg in 2014 gestalte door een monument in Boedapest. ‘Ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de Duitse bezetting,’ heet het. In de timpaan van een Grieks zuilenwerk leunt een angstaanjagende bronzen Duitse adelaar op zijn ene klauw, terwijl hij de andere naar een engel uitstrekt. De engel heft zijn armen naar de hemel en slaat zijn ogen neer, zijn gespierde borst half ontbloot. Blakende onschuld. Hij heeft de Hongaarse Stefanskroon in zijn hand en moet zo Hongarije voorstellen.
Misschien stelde de Hongaarse regering zich op als vanouds, maar de inwoners van Boedapest pikten het niet meer. ‘Het is geschiedvervalsing,’ reageerden zij in 2014 verontwaardigd op de plannen voor het monument. Een groep activisten verzamelde spullen en getuigenissen van Hongaarse Holocaustslachtoffers tegenover het monument. Hoewel de regering hun gedenkplaats aanvankelijk probeerde te saboteren, organiseren de activisten tot op de dag van vandaag om de twee weken gesprekken bij deze gedenkplaats. Zij praten daar over de onverwerkte historische trauma’s van Hongarije. Het is tijd, vinden zij.