Het had erg lang geduurd voor de laatste gasten het restaurant uit waren, en na de schoonmaak had Issa nog wat gedronken met zijn collega’s. Toen hij de volgende ochtend ontwaakte uit een droom waarin hij het bovendeel van een stapelbed had moeten delen met een meisje uit zijn middelbare schooltijd dat sterk naar walnoot rook, scheen de zon in zijn gezicht.
Zijn bed van nu was leeg. Sterre zou al rond een uur of acht vertrokken zijn, hun zoontje naar de crèche hebben gebracht. Tegen de gravitationele werking van zijn kater in kwam Issa op stramme voeten overeind. Hij passeerde de openstaande slaapkamerdeur van Tijn: ook hier een leeg bed, waarin de belangrijkste knuffels in een cirkel rond een kleine kuil lagen. Een post blast picture van de slapende liefde.
Op weg naar de douche, een handdoek over zijn schouder, kwam hij langs de badkuip, die vol plastic zeebeesten lag, nog meer bewijs van het bestaan van zijn vrouw en kind. Precies hier, precies zo, maar niet nu. De tijd krulde om, plek viel op plek als een opgerold fotonegatief en zo zag hij ze even, alleen gescheiden door een heel dun vlies: naakt en lachend. Roze reuzen tussen bergen sop.
Issa zette de douche aan en wachtte op warmwater, met tegenzin opgehoest door de oude ketel. Met zijn schouder tegen de tegels geleund probeerde hij zich te herinneren wanneer hij het ding had laten nakijken. Vier jaar geleden? Vijf? Wat als zo’n pijp ergens verstopt raakte en de koolmonoxide als ninja’s tussen plafond en vloer begon te strooien, elke kier in huis afdichtend met sluipend gif?
Dit was nog maar een enkel puntje in de lijst van achterstallig onderhoud. Het dak lekte, maar niet op de kritieke plekken, en er liep een barst over de keukenmuur waarvan Issa niet wist of die er altijd al geweest was. En dan waren er natuurlijk de honderden gevaren waaraan hij niet elke ochtend dacht. Het Issadiagram als kleinste van de Vennen, een deelverzameling informatie die minuscuul afstak tegen de oneindigheid van potentieel onheil.
Hij stapte onder de douche en liet de stralen over de wervelingen van zijn brein lopen. Als kleine rivieren zochten ze doorgang, voortgestuwd door smeltend ijs, en voerden nachtsediment af naar lagergelegen gebieden.
Aangekleed, geschoren, zijn wangen brandend van de aftershave, zette hij koffie voor zichzelf. De machine bromde aanvankelijk tevreden, maar toen de druk hoog opliep kwam er een ratel bij die Issa nog niet kende.
‘Niet deze maand,’ zei hij tegen het roestvaststalen beestje, tegen de knoppen waarvan de icoontjes al jaren waren afgesleten. ‘Please, niet deze maand.’
Hoewel Sterre de tafel afgenomen had lagen er overal ontbijtkruimels, die zich vastzetten in de groeven van Issa’s ellebogen terwijl hij zijn toast at. Die middag, bij het indekken van de eerste tafels in het nog lege restaurant, zou een stukje vruchtenhagel ongemerkt zijn mouw uit rollen en tussen een wijn- en waterglas achterblijven om later, tijdens de drukte van het service, te worden aangetroffen door een Deense vrouw die het blauwe korreltje niet kon plaatsen en Issa bij zich riep om te vragen wat het was.
_________________________________________________________________________________________________
Gilles van der Loo (Breda, 1973) is redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Van hem verschenen in 2011 de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en in 2013 de roman Het laatste kind.