Rothko in de tuin

Ik ben waarschijnlijk de enige die Rothko in het Gemeentemuseum niet gezien heeft.

Een vriend mailde me afgelopen zaterdag dat hij de volgende dag eerst naar Rothko zou gaan, omdat het de laatste dag met Rothko was, en dat hij daarna bij mij zou langskomen. Klonk goed! Ik had hem kunnen terugmailen en zeggen dat ik mee zou gaan, immers: hoe durfde ik Rothko aan me voorbij te laten gaan? Maar voor zondagochtend had ik al plannen. Het was de tweede zondag op rij in de tuin, waar ik eigen paars, rood, groen aan het maken was.

Maar waarom ik niet ging? Omdat ik angstig ben voor dingen die iedereen groot vindt, omdat de norm mij altijd op afstand houdt (en andersom). Omdat wat door iedereen geliefd is, in mijn door mijn eigen geschiedenis gesensibiliseerde neusgaten, riekt naar… dictatuur.

Wanneer iedereen gaat, ga ik niet. Als iedereen zegt: “Dat moet je lezen!” denk ik: Dáág! Vanuit de tram had ik ongeveer een jaar lang, twee keer per dag, ter hoogte van de Haagse Bierkade, de grote poster van Rothko gezien. Bruin met paars. Mensen barsten voor zijn schilderijen in tranen uit, hoorde ik. “Ik heb dat tot nu toe niet gehad, maar die kleuren blijven je volgen,” nam een collega mij in vertrouwen. Grote schilderijen. En op het laatst ineens kleine schilderijen, omdat hij van de dokter geen grote meer mocht maken. Iets met zijn hart. Depressie. Hij wilde de kleur uit zijn schilderijen elimineren. Geen kleur meer, maanlandschappen. En later zelfmoord. Ik had ergens een interview met hem gelezen.

Mijn vriend was heel enthousiast. Minder enthousiast over de bezoekers overigens, die niet zozeer aan het kijken, maar vooral aan het fotograferen waren. Fotograferen wat ze niet hadden bekeken. Alle schilderijen op de foto. Mijn vriend had er zelf ook een paar gemaakt. Hij liet mij zijn favoriete zien. Toch was het anders, de foto was het schilderij niet, zei hij. Hij keek op zijn horloge. 17:00 uur. “Als ik nu wegga, kan ik Rothko nog een keer zien. En de zaal die ik nog niet gezien heb.” Hij had een stempel op zijn hand zoals kinderen bij het speelparadijs van Ikea krijgen. Op de Kamasutrabeurs had ik ook veel mannen gezien met zo’n stempel op hun hand, waaruit ik concludeerde dat ze daar de hele dag bleven: buiten roken en gauw weer terug naar het halfduister van de zaal.

De vriend van mij ging terug naar Rothko. Het laatste uur Rothko. Ik ging terug naar de tuin. Hoeveel van de viooltjes die ik geplant heb moet je bij elkaar brengen om dat paars van Rothko te krijgen? Want het bruin had ik al, ik stond daar in de tuin, midden in het bruin, te verlangen naar paars.

 

Mira Feticu (1973) debuteerde in 2012 in het Nederlands met Lief kind van mij, in 2013 gevolgd door De ziekte van Kortjakje Beide boeken gaan over een onder Ceausescu opgegroeide Roemeense immigrante die niet kan aarden in Nederland maar opbloeit als ze afstand neemt van haar echtgenoot. Mira is in maart de zondagse gastblogger, haar laatste bijdrage aan Tirade vind je in nummer 457.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *