Mijn eerste boekenbal begon als de meest ongemakkelijke ervaring van mijn leven. Mijn verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit was net verschenen, en op een lyrische recensie* was vrijwel meteen een negatieve** gevolgd.
Had ik nu een boek geschreven vol “verhalen die steeds opnieuw verrassen, waarin de taal zindert en leeft en waarmee Van der Loo zich in één klap op de kaart van het Nederlandse literatuurlandschap neerzet”, of schreef ik verhalen die “zo gewild geconstrueerd zijn dat effect uitblijft.”
Zoals mijn Eindhovense grootmoeder in de jaren ’70 zo mooi kon zeggen: it had been an emotional rollercoaster. En nu stond ik hier in de rij voor de Stadsschouwburg met een kaartje op naam van een schrijver wiens naam me niets zei. Ik kende geen enkel gezicht in de rij, wist zeker dat ik van geen enkele auteur daar binnen een boek gelezen had.
Mensen begroetten elkaar uitgelaten, wild. Een man in smoking liep tegen me op en wilde me omhelzen om het goed te maken. Pas toen hij me alweer aan mijn lot had overgelaten besefte ik dat hij een Bekende Schrijver moest zijn omdat zijn gezicht zelfs mij bekend voorkwam. Zijn naam kreeg ik niet helder. Zo zou het binnen dus ook de hele tijd gaan. Hoogstwaarschijnlijk zou me aan de deur gevraagd worden Reve te citeren.
Ik zou mijn geheugen afschrapen, iets mompelen over een matroos. Ik zou falen en heengezonden worden.
Toen ik bijna bij de ingang was overwoog ik om te keren. Ik werkte nog als kok bij Rijsel, Le Hollandais en Toscanini – op al die adressen kon ik nu aan de bar gaan zitten, een glas wijn drinken en iets eten, blijven hangen tot de nazit, waar ik omgeven zou zijn door vrienden en bekenden. Wat deed ik mezelf aan, hiero.
Binnen was het heel warm en iedereen leek dronken. Ik zag Gustaaf Peek en complimenteerde hem met Ik was Amerika, dat ik toevallig net gelezen had als onderdeel van mijn Nederlandse inhaalslag. Guus deed aardig, maar zou duidelijk geen houvast bieden voor de rest van mijn avond. Ik doolde en kwam niemand van mijn uitgeverij tegen.
Uiteindelijk werd ik gered door Yvette en Oof, die ik uit de horeca een beetje kende. Kookboekenschrijvers mochten blijkbaar óók naar het Boekenbal. Ik kreeg een gin-tonic en daarna nog een, werd voorgesteld aan culinair-uitgever Miriam en danste een tijdje met haar. Ook ik werd dronken; geleidelijk liet de angst dat iemand me om mijn favoriete zin van Vestdijk zou vragen me los.
Hier waren, besloot ik een paar uur later terwijl ik vanaf het balkon op de meute neerkeek, meer dan duizend mensen die dezelfde belabberde carrièrekeus gemaakt hadden als ik. Die bereid waren jarenlang álles te geven om nauwelijks boeken te verkopen en op straat niet herkend te worden. Hoe ongemakkelijk ik me ook voelde in deze nieuwe wereld: dit Grote Ding hadden we gemeen.
Met elke literaire avond die ik daarna bezocht breidde mijn netwerk zich uit, en schrijvers zijn onmiskenbaar mijn mensen gebleken. Ze zijn neurotisch, vaak grappig en soms vilein. Ze zijn slim en kwetsbaar en houden met heel hun hart van hun eigen boeken en die van zeer specifieke anderen.
Ik ben inmiddels dol op schrijvers en ken er best een hoop, wat helpt op boekenfeestjes.
___________________________________________________
* Sonja de Jong
** Daniëlle Sardijn
Op de foto: schrijvers Richard De Nooy, Rob Waumans en Gerbrand Bakker.