Een van de mooiste titels die ik in de Engelse taal ken is Someone to Run With. David Grossman schreef het boek, en die titel verwijst naar een hond, of eerder: wat een baas is in de ogen van een hond.
Ik houd niet van boeken waarin dieren een te grote rol spelen, laat staan boeken waarin dieren als mensen denken.
Waarschijnlijk heb ik ooit gezworen dat ik nooit zo’n boek zou schrijven, want ik doe regelmatig dingen die ik heb gezworen nooit te zullen doen. In mijn nieuwe roman Dorp is een van mijn belangrijkste stemmen die van een ijsvogeltje, dat liefde opvat voor een kleine jongen.
Veel van de gedachten en gevoelens die we onze dieren toekennen leggen we er zelf in. Dieren zijn bij uitstek geschikt om onze binnenwereld op te projecteren omdat ze niet praten: onze ideeën over wat er in onze kat omgaat weerlegt hij niet zo makkelijk. Iemand vertelde me laatst dat honden hun wenkbrauwen kunnen samentrekken omdat die beweging door mensen als ontroerend wordt gezien. De eerste wolfhond met die mutatie kreeg veel te eten, een plekje bij het vuur en een hele slinger nageslacht.
Het sneeuwde en mijn vader bracht een sleetje langs. Ik sleepte Ada en Nadim door de straten en we hadden sneeuwgevechten met ouders en kinderen uit de buurt. Natuurlijk was Otis de Hond mee, omdat Otis altijd mee is. Wie een hond had voordat hij een kind kreeg ziet na de komst van zijn kind zijn hond veel minder staan.
Als honden echt als mensen dachten zouden ze veel vaker kinderen bijten.
Pas toen ik echt genoeg had van het sleetjetrekken en met mijn handen op mijn knieën nahijgde van het laatste sneeuwballenspervuur, kreeg ik oog voor Otis. Ondanks zijn gevorderde leeftijd draafde hij maar af en aan, sneeuw happend, blaffend, rondjes rennend om de kinderen. Mijn buurvrouw maakte met haar telefoon een foto van hem, die ik pas bij onze thuiskomst zag.
Die alertheid in zijn ogen, hij leek zo jong. Zijn leven was sinds onze kinderen wel erg saai geworden. Eigenlijk sliep hij nu alleen nog maar. Hier was de Oot van vroeger, voor heel even. Net op tijd door Nathalie gezien.
Wat ik op hem projecteerde is dat ik de onnadenkende luchtigheid zo mis. Dat is de corona, kun je zeggen. Maar je kunt ook zeggen dat mijn eigen onnadenkende luchtigheid op de kinderen is overgegaan.
De voorbijheid der dingen, om een van de mooiste titels in de Nederlandse taal te verbasteren.
Als een huisdier doodgaat dan komt alles wat we er ooit op geprojecteerd hebben vrij. We zeggen dingen als Tommie had ik al sinds ik op kamers ging. Die hele levensfase heb ik hem gehad, helemaal tot nu aan toe. Toen ik jou tegenkwam. En de geboorte van de kinderen. Hard bewijs voor de stelling dat zo’n huisdier alleen maar over onszelf gaat.
Voordat je het mocht denken: Otis is niet dood. Hij ligt te maffen op het dikke kussen achter me, waarop hij bijna vijf jaar heeft geweigerd te slapen. God weet waarom.
Beeld: Natha Girard