Het 450ste nummer van Tirade is in aantocht. Om deze mijlpaal kracht bij te zetten nodigde de redactie 45 schrijvers uit om ieder een tirade van 450 woorden tegen iets of iemand af te steken. Omdat ik zelf bijna elke dag loop te tiraderen, volgt op deze plek een wekelijkse tirade.
Toen Vladimir Poetin afgelopen voorjaar zat te dineren in het Scheepsvaartmuseum in Amsterdam, was er vlakbij een demonstratie voor homorechten in Rusland gaande. Een politiek correcte demonstratie, netjes georganiseerd, met regenboogvlaggen en afbeeldingen van Vlad als flamboyante nicht. Ik stond daar tussen de potten die met potten, pannen en lepels oproer kraaiden, en ik deed mee.
We hadden boter op ons hoofd. Allemaal.
Woensdagnacht sta ik op een terras in de Reguliers, of hoe die straat ook mag heten (de Rue du Vasiline van Amsterdam), een biertje te drinken met een vriend. Ik kom daar nooit, om de simpele reden dat ik me tijdens het uitgaan niet op mijn gemak voel in iets anders dan een oude bruine kroeg. Deze keer is het gezellig, maar de avond krijgt op het laatst nog een zwart randje. Alsof je fiets wordt gestolen nadat je ’m net voor veel geld hebt laten repareren.
We zijn beiden met iemand anders in gesprek wanneer ik mijn vriend uit het niets tegen de grond gewerkt zie worden. Volgens mij gaat er een vuistslag op zijn gezicht aan vooraf. Liggend op de straat ontvangt hij nog een geoefende trap na (!), vol in de flank. Ongeloof all over the place. Ik kan er niet een-twee-drie bijkomen vanwege de consternatie en de mensen die ertussen zijn gesprongen.
Op de stoep aan de overkant wacht ik tot de een of ander sensatieflikker klaar is met het geruststellen van mijn vriend. Hij is gelukkig niet gewond. Bij de pui van het café wordt op dat moment een verwilderde gast door zijn vriendin in toom gehouden. Hij heet Hugo, zo kom ik te weten. Ik heb niets tegen hetero’s, maar op dat moment even wel. Wat kom je daar doen, met je halfzatte kop en je afgestorven moraal? Is dit nou jouw ideaalbeeld van een wekelijks uitje?
Er komt iemand van het personeel van de Taboe (of hoe die zaak ook mag heten) aanzetten. Of wij, mijn vriend en ik, nu-meteen-directement willen vertrekken. Hij weet niet precies wat hieraan vooraf is gegaan, dat begrijp ik. Maar moet je dan niet juist alle betrokkenen eruit gooien? Blijkbaar niet. Hugo zit alweer binnen.
Die Hugo zou ik wel in kokend frituurvet willen laten zakken,* met de hele flikkerse bende daar erbij. Maar die verwerpelijke plek is voor mij al in rook opgegaan, samen met die abjecte en volstrekt ongeïnteresseerde ramptoeristjes. Hier staan wij van nature boven. Ik sta op het punt te vertrekken, weg van dit onverschillige gedoe, maar mijn vriend moet en zal zijn gelijk nog halen.
Na lang soebatten vertrekken we toch, als een opgestoken middelvinger. Only the brave surrender, stelletje lafhartige honden.
Terug naar die demonstratie: het is tijd om de hand in eigen boezem te steken. Het kan in Rusland nog zo dramatisch slecht gesteld zijn met de mensenrechten, we staan met z’n allen goed voor lul met onze regenboogvlaggen en spandoeken als we verzaken naar onszelf te kijken. Natuurlijk moet er geprotesteerd tegen misstanden in den vreemde, absoluut, maar ze hoeven onze eigen problemen niet te overschaduwen. Alleen al in Amsterdam worden per jaar ongeveer 500 incidenten gemeld die te relateren zijn aan geaardheid. (Het aantal zal in werkelijk veel hoger liggen omdat aangifte doen vaak als zinloos wordt ervaren.)
Nogmaals, in vergelijking met Rusland lijkt hier weinig aan de hand. Dat is een valkuil waar je ook met open ogen zo in kan lopen.
* Maar ja, ‘je hebt in principe alleen dit liedje om je te uiten’ – Kwaad van Brigitte Kaandorp.