‘Het is beter als jij nu weggaat.’ De dokter keek me aan en ik wist genoeg. We zaten in een kamer met een bed op wieltjes en drie stoelen. ‘Even een frisse neus halen, of misschien een kopje thee in de hal?’ In de lift stroomden de tranen over mijn wangen. Van ontkenning was bij mij geen sprake. De meneer die tegelijk met mij was ingestapt vroeg of ik slecht nieuws had gekregen. ‘Ze gaat dood.’ Aarzelend legde hij een hand op mijn schouder. Ik werd buitengesloten, geïsoleerd, maar alleen omdat ik luisterde naar de dokter. Ik ging maar niet in discussie; onderhandelen had geen zin. Vreselijk kwaad was ik, maar ik wist niet op wie.
Wat ik had gevoeld na het slechtnieuwsgesprek waren alle emoties die ik kende tegelijk maar ook: niets. Later merkte ik dat ik dat wilde begrijpen. Bestond er een verklaring?
Een gangbare psychologische theorie op het gebied van rouw is die van Elisabeth Kübler-Ross. Rouwenden zouden vijf fases doorlopen: (1) ontkenning & isolatie, (2) woede, (3) onderhandelen, (4) depressie en (5) acceptatie.
Olivia McNeely Pass, emeritus hoogleraar Amerikaanse literatuur aan Nicholls State University in Louisiana, toont dat Toni Morrisons roman Beloved (1987) een haast perfecte narratieve belichaming lijkt te zijn van deze theorie. Het personage Sethe, dat rouwt om haar dochter, doorloopt de vijf fases keurig volgens het boekje: eerst ontkent ze de werkelijkheid, dan wordt ze boos, enzovoort.
Na het lezen van Pass’ artikel pakte ik mijn notitieboek en tekende ik een schema met vijf vlakken die ik nummerde.
(1) Ontkenning & isolatie
Hoe leger mijn maag, hoe leger mijn hoofd. Door mijzelf restrictieve voedingsregels op te leggen kon ik ontsnappen aan de werkelijkheid die van de ene op de andere dag donker was geworden.
(2) Woede
Trillend liep ik langs het rokershok. Hoe durfden ze, wilde ik schreeuwen. Hoe konden ze daar in een groepje staan inhaleren terwijl zij – nooit één sigaret aangeraakt – in een bed op wieltjes moest liggen wachten op het einde?
(3) Onderhandelen
’s Avonds belde ik haar op. Zoals ik bij mijn vader had gezeurd of ik alsjeblieft na het schoolfeest alleen naar huis mocht fietsen, zo smeekte ik haar om nog een ronde chemotherapie te proberen.
(4) Depressie
Het was er eerst de hele dag. Later viel het me aan vanuit de rug: terwijl ik een proefwerk maakte, als ik mijn balletkleren stond aan te trekken, in de rij bij de bakker.
(5) Acceptatie
Of ik ooit volledig zal aanvaarden dat ze niet terugkomt betwijfel ik. Maar ik glimlach weer als ik mij voorstel op een feestje – glunderend van trots om haar voornaam te dragen. Ik probeer naar de wereld te kijken zoals zij het me heeft geleerd: met tevredenheid en interesse. En de meeste dagen lukt dat.
De volgende ochtend bekeek ik het schema opnieuw. Alles wat ik had opgeschreven was waargebeurd. Toch klopte er iets niet. Was de meest complexe periode uit mijn leven zo makkelijk te structureren?
Eerder die maand had ik Robbert Welagens nieuwe roman Raam, sleutel (2021) cadeau gekregen. Karlijn wordt voor een televisieprogramma geïnterviewd door Hanna. Er is chemie tussen de twee: een hand op een knie brengt Karlijn van de leg. Nog geen uur later verongelukt Arne, Karlijns geliefde. Hij was in zijn lunchpauze op weg naar haar omdat de deur was dichtgewaaid – ze had geen sleutel.
Ik las het boek in één dag uit en wilde na de laatste bladzijde opnieuw beginnen, maar eerst bekeek ik de achterflap. ‘Karlijns omgeving verwacht dat ze rouwt, maar dat lukt haar niet.’ Ik fronste. Het lukt haar niet?
Mag je dan pas zeggen dat je rouwt als je de door wetenschappers vastgelegde route volgt? Moet je soms verplicht onderhandelen voordat je naar de depressiefase kan? Is ontkenning en acceptatie op hetzelfde moment verboden?
Ik maakte opnieuw een vijfdelig schema en pakte Raam, sleutel erbij. Het lukte heus: in ieder hokje kon ik voorbeelden schrijven. Maar de passages die ik tijdens mijn eerste lezing had onderstreept, de aller-ontroerendste zinnen, paste nergens. Hoe ze bewust een douchegordijn koopt dat Arne lelijk had gevonden (‘hij zal het toch niet gebruiken’) maar ook zijn T-shirts in de wasmachine doet (‘het is een kleine moeite’). Dat ze verliefd wordt op de persoon die in haar ogen medeplichtig is aan de dood van haar allerliefste. Een kartonnen versie van zichzelf in bed leggen om Arne te horen lachen en tegelijk hopen dat hij wegblijft.
De rouwfases lopen door elkaar, treden tegelijk op, zijn soms afwezig. Bovendien zijn er stadia die je in de wetenschappelijke literatuur niet terugleest.
Karlijns rommelige rouwproces raakt mij. De atypische fases zijn troostend omdat juist dat rauwe voor mij zo typisch is voor rouw. Het is niet iets wat kan (mis-)lukken. Karlijns vader lijkt dat te begrijpen: ‘Iedereen huilt op zijn eigen manier.’