Afgelopen zaterdagochtend in de Volkskrant: ‘Kan Lowlands ondanks de inhoudelijke gebreken toch een succes worden vanwege die onvergelijkbare sfeer van uitgelaten gekte en saamhorigheid? Vanwege de unieke verbindende kracht van het festival, die toelaat dat hipsters, indiebaardjes en volhardende metalheads blijmoedig in groepsverband over festivalweide en campingterrein dwalen?’
De vorige, eerste en laatste keer (negen jaar geleden) heb ik veel uitgelaten gekte gezien, in groepsverband en individueel, op camping en in weide. Het jaar daarvoor was er een running gag geweest die eruit bestond om in het wilde weg om ‘Theo!’ te gaan roepen. Wat de running gag van 2005 was, kan ik me helaas niet meer herinneren, maar misschien was zoiets toen gewoon niet nodig. De atmosfeer was gevuld met ‘Llov’ en dreigend onweer, de festivalgangers gingen als één man over het veld, begeleid door een wolk alcohol en wat dies meer zij.
Wat mij betreft was de verbindende kracht van het festival op de laatste editie zoek. Er wáren hipsters, indiebaardjes en vast ook een verdwaalde metalhead. Alleen liepen die allemaal langs elkaar heen, tussen half yuppig Amsterdam door. Met marstempo van tent naar tent, want het kan allemaal niet snel genoeg gaan. Opvallend genoeg is het publiek zichtbaar ouder geworden. Voorheen kwam de teller niet verder dan 35, terwijl er nu ook een leger vutters rondloopt. Allemaal prima, als ze het maar naar hun zin hebben. Natuurlijk, maar elk festival wil de opvolger van Woodstock zijn en daarvoor is een beetje ‘Llov’ nu eenmaal niet genoeg.
Mijn muzikale route voerde mij naar het optreden van Gregory Porter, die toch een beetje een vreemde eend in de bijt is tussen alle indie, rock, electro en van DWDD overgenomen acts. Volgens het festival zelf: ‘Tijd dus voor weer een heel ander geluid: dat van jazzcrooner Gregory Porter. Waarbij het wel gaat om croonen 2.0, want de Amerikaanse knuffelbeer mag dan hoorbaar beïnvloed zijn door de legendarische mooizinger Nat King Cole, de technieken van soulman Marvin Gaye en protorapper Gil Scott-Heron zijn evenmin aan hem voorbijgegaan.’ Dat is nogal wat, en hij maakte het nog waar ook. Tussendoor oproepend tot meer ‘Llov’ (toch een belangrijk element) haalde hij als een geweldenaar alles uit zijn stem, waarbij het croonen 2.0 in een oogwenk verbleekte. Achter hem een uitstekende band die het publiek durfde te tergen met powerjazz en ellenlange improvisaties. De saxofonist blies zo hoog dat de blijmoedigheid zo tegen het zeil van de tent vloog.
Ik betrapte mezelf erop dat ik ook van het een naar het ander aan het marcheren was, samen met een hele horde andere driedaagsewandelaars. Met af en toe een vlaag van pis en bier in de neus op weg naar het volgende, om zo snel mogelijk te kunnen schakelen tussen verschillende acts. Blijven? Gaan. Muzikale verlangens moeten onmiddellijk bevredigd worden, als ware het YouTube, zeker nu de lowlanders hun concentratie niet langer kunnen vasthouden dan een paar nummers. Alleen voor een grote naam als Stromae komen ze nog hun bed uit, maar ja, daar waren er niet zo veel van.