Een echte vriend geeft je wat je nodig hebt, niet wat je het liefst wilt. Deze week, voor zijn vertrek, waaide Arjen nog één keer bij ons aan.
Ik stond in het raam toen hij op zijn karakteristieke manier de straat in kwam lopen: kaarsrecht, zijn schouders naar achteren en zijn hoofd geheven zoals ik me voorstel dat de veel te jonge Lorca in het Grenada van 1936 het vuurpeloton tegemoet trad.
Ergens helpt het voor de vergelijking dat Arjen zo bijziend als de neten is. Lorca zal de hem aangeboden blinddoek zeker hebben afgewezen; door de dikte van zijn brilleglazen lijkt Arjen zijn omgeving altijd met een soort vorsend wantrouwen op te nemen. Het is een ontembare blik, een soeverein myopisch gedogen, dat pas verdwijnt als hij naar je lacht.
Het zat er al langer in dat Arjen zijn geliefde achterna zou reizen. Merijn, de boy wonder, doet aan de universiteit van Austin iets met code waarvoor hij door de NSA gesponsord wordt. Ik vermeld dit omdat ik ervan geniet het te vertellen, alsof ik beste vrienden met een wapenhandelaar ben.
Ik liet Arjen binnen, zette hem aan tafel en trok een fles wijn open. Daarna rookten we, zoals al jaren onze gewoonte is, een jointje. De combinatie van koele witte wijn en cannabis is niet te verslaan. Tel daar een gesprekspartner bij op die zo grappig is als Arjen, en binnen tien minuten giebel ik als de stonede tiener die ik op de middelbare school meestal was.
Ritme wordt vaak belangrijk gevonden in humor. Dat is het ook, maar wat voor mij belangrijker is: weten waar de grens van het betamelijke ligt en op die grens een koorddansje doen. Arjen is hierin een meester. Hij zet anderen en vooral zichzelf in een paar woorden zo helder neer, met zulke perfecte beelden…
Je weet dat het harder kan; hij weet dat het harder kan, maar uit zijn plagen spreekt altijd respect, altijd liefde. Ik wil mijn boekje niet te buiten gaan, maar ik geloof dat Arjen door zijn achtergrond een expert geworden is in het houden van complexe mensen. Ik kan het weten, ik ben er zelf een.
Aan het einde van de avond haalde mijn vriend een boekvormig cadeau uit zijn tas. Ik scheurde het witte papier weg en hield The One in mijn handen, de biografie die R.J. Smith schreef over James Brown.
Ik lees nooit biografieën. Als ik non-fictie lees, is het meestal de krant. Uit liefde voor Arjen belandde zijn boek bovenop mijn leesstapel en vandaar, sinds gisteren – toch echt eretribunewerk – bij me in bed.
‘Maar dit is fictie,’ zei ik tegen Birre na het lezen van de eerste tien bladzijden.
‘Geniaal,’ zei ik na de eerste zestig.
Zelden heb ik een personage zo helder, zo zuiver naar voren zien komen als deze James Brown. R.J. Smith schreef een tot dusver briljant boek, dat waarschijnlijk ook nog heel dicht bij de waarheid ligt. Het leven van de jonge James is deernis-, maar ook vaak lachwekkend opgeschreven. Toch blijft de liefde van de schrijver voor zijn onderwerp te allen tijde overeind.
Een beter afscheidscadeau, vriend Arjen, had je me niet kunnen geven.