Een weekje terug schreef ik op deze plek vol enthousiasme over de James-Brownbiografie The One. Mijn grotendeels denkbeeldige publiek zou ik tekortdoen als ik niet even terugkwam op het boek, dat ik inmiddels uitheb. Zo halverwege die 400 bladzijden gebeurt er namelijk iets eigenaardigs.
Omdat James Brown vreselijk oud was (geboren in 1933 te Barnwell, South Carolina) en zijn eerste jaren in volstrekte onbekendheid doorbracht op een plek waarover niemand in die tijd schreef (de zwarte kant van Augusta, Georgia), was het aan biograaf R.J. Smith om – steunend op de paar feiten die hij bijeen kon schrapen – een verhaal te maken van de stormachtige lente van Browns leven. J.B. zelf was notoir onbetrouwbaar waar het ging om zijn eigen verhaal, dat van de inconsistenties en romantiseringen aan elkaar hing.
Smith, die al van meerdere boeken auteur of co-auteur was voordat hij The One schreef, heeft zich voor zover ik heb kunnen achterhalen nooit aan fictie gewaagd. Maar Jezus, wat zou hij er vlammend goed in zijn. Hij zuigt je de wereld van Brown in met een gelaagd en levensecht personage dat belachelijk, beminnelijk, ontroerend en stuitend kan zijn zonder het minste hobbeltje van een overgang.
Wanneer Brown (rond bladzijde 150) zijn eeltige voeten echter eindelijk in de glimmende loafers van de roem steekt om te ontdekken dat ze hem als gegoten zitten, verandert er iets fundamenteel in Smiths manier van schrijven. Ik kan alleen maar aannemen dat er vanaf die periode in het leven van Brown een bulk aan informatie over de hardest working man in showbusiness te vinden is. Tourschema’s, financiële gegevens, krantenartikelen, loslippige collega-beroemdheden en boze ex-bandleden (waarvan J.B. er een leger zou verzamelen), zorgen samen voor een van-minuut-tot-minuutdekking van Browns hoogtijdagen.
Het is hier dat R.J. Smith mijn aandacht begint te verspelen. Hier gebeurt precies wat biografieën voor mij doorgaans zo oninteressant maakt. Door de overstelpende hoeveelheid werkelijkheid die Smith aanvoert, verliest hij het personage van Brown dat hij zo zorgvuldig en talentvol opvoerde. Natuurlijk zijn de feiten nog steeds om van te smullen en houd je aan het lezen van The One nog jaren anekdoten over voor elke gelegenheid, maar het hart – vergeef me het drama maar even – wordt door de feiten uit het boek gesneden.
Zo gauw je iets opschrijft moet je accepteren dat het fictie wordt. Het verslaan van de waarheid is niet alleen een illusie, de poging ertoe ondergraaft ook de doeltreffendheid waarmee je je verhaal vertelt.