Ik heb ontzettend veel om dankbaar voor te zijn en toch ben ik chronisch ontevreden. Dit lijkt het gevolg te zijn van experiëntiële inflatie.
Een paar jaar geleden besprak ik dit probleem met mijn beste vriend Gijs in het kader van onze nogal doorgeslagen manier van bezig zijn met eten en drinken.
Het lijkt erop, zei ik tegen Gijs, dat de door onze grote liefde voor het vak opgedane ervaring en smaakontwikkeling het steeds moeilijker maken om te genieten van uit eten gaan. Of dat niet zonde was, vroeg ik.
‘Waarschijnlijk wel,’ zei Gijs. ‘Maar wil je terug?’
Dat wilde ik niet. Ondanks het feit dat bijna al mijn nieuwe eetervaringen in restaurants inmiddels in meer of mindere mate kut te noemen waren, had al dat snobisme me ook iets gebracht, namelijk het vermogen te huilen – I dick you not – om heel erg lekker eten; om dat moment waarop de omstandigheden samenspannen om alle variabelen zo te schikken dat daar, op je bord, dat ene geniale lamskoteletje* ligt.
Zo zal het ook wel met de rest van het leven gaan, dacht ik. Hoe meer ervaring je opdoet, hoe minder bijzonder alles wordt. Op veel manieren kreeg ik hierin de afgelopen jaren gelijk. Een eerste keer maakt altijd meer indruk dan een tweede, en eigenlijk moet je nooit teruggaan naar de plek van je mooiste ervaring.
Is er hoop? Gaat alles steeds minder lijken? Ik ken een tachtiger die dat zou onderschrijven.
Toch is het mechanisme zo gek nog niet: door blootstelling aan schoonheid dooft de glans ervan uit en gaan we streven naar nog mooiere dingen, ergo hobbyismen als de Sixtijnse Kapel, James Salters Light Years en het Koningslied.
Er zijn ook tegenbewegingen. Maar wat zou er gebeuren als we allemaal Boeddhist werden en genoegen namen met een dennennaald en een platte kiezel? Waarschijnlijk zouden we ons leven wijden aan het vinden van de groenste, meest spitse naald en de perfecte ronding van de kiezel.
Het beroemdste verhaal over de kindertijd van mijn vrouw Birre, is dat ze voor haar tweede verjaardag een lolly, zo’n kaasje met rode was erover, en een bal gevraagd had. Om de loopfiets die ze kreeg huilde ze tranen met tuiten. Beati Pauperes Spiritu.
* Met dank aan meneer Toso van ristorante Da Toso in Friuli.