Omdat we bij het vorige huis geen buitenruimte hadden heeft B zich op onze nieuwe plek gestort op het realiseren van een waar daktuintje.
Ze heeft de hulp ingeroepen van ex-buurman Maarten, bij wie we mogen spreken van overcapaciteit omdat hij normaliter grote projecten in de openbare ruimte realiseert.
Stadstuintjes kan hij ook heel goed, wat te zien is aan de rue fleurie die onze oude straat onder zijn bezielde leiding is geworden.
Op de dag van mijn verjaardag (Maarten kon op geen ander moment) peerde B hem met onze mini-auto, om die bij een tuincentrum op achterlijke afstand van de stad vol te laten gooien met groen.
Hoewel ze lang wegbleven en mij dus – op mijn verjaardag – alleen hadden gelaten met twee katten, een hond en allebei de kinderen, maakte B’s opgetogen smoeltje bij terugkomst veel goed. Het kleine bos dat nu nog even naar vier hoog getild moest worden viel eigenlijk erg mee.
De rest van mijn verjaardag (had ik al gezegd dat ik 45 werd?) ging op aan het schikken en herschikken, plaatsen en ompotten van alle plantjes. Ik heb nooit getuinierd, hoewel we vroeger thuis altijd een tuin hadden. Mijn probleem is dat ik niet begrijp waarom het ene plantje – desnoods met een gasbrander – verwijderd moet, en het andere gewéldig is om naar te kijken. Daarnaast zie ik niet in wat er zo geweldig is aan groen dat je niet kunt eten.
Die instelling maakt acht uur op handen en knieën wieden moeilijk vol te houden, maar je begrijpt me al.
De daktuin is af, en gisterenavond heb ik er een uur gezeten; wat tijd doorgebracht met mijn nieuwe gewortelde huisgenoten.
Vrienden wil ik ze nog niet noemen, maar wie weet?
_____________________________________________________________
Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en recensent. Hij was jarenlang redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in diverse bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind en Het jasje van Luis Martín.