Vier september. Het is gewoon een datum. Het is de sterfdag van de grote Noorse componist Edvard Grieg. Het is een maand voor drie oktober, dé Leidse feestdag waarop iedereen in Leiden vrij is. Het valt altijd ergens in de eerste schoolmaand, en in sommige gevallen is het de eerste schooldag. Een metrostation in Parijs heet zo, vernoemd naar de dag waarop de Derde Franse Republiek werd uitgeroepen (dus de dag dat Napoleon III werd afgezet). Het is ook mijn verjaardag.
(Ik kwam er laatst door een interview in Trouw achter dat de zangeres Froukje op exact dezelfde dag – 4 september 2001 – geboren is als ik. Daarom noem ik haar tegenwoordig mijn tweelingzus.)
Mijn lieve broers – heel flauw – zeggen al sinds jaar en dag dat ze mijn verjaardag kunnen onthouden omdat hij precies een week voor 9/11 valt. Ik heb – in een even flauwe bui als zij – wel eens gezegd dat ik het geboortejaar van mijn ene broer kan onthouden omdat hij in het jaar geboren is dat de Chinese regering de protesten op het Plein van de Hemelse Vrede neersloeg (1989) en dat ik de geboortedag van mijn andere broer kan onthouden omdat John Lennon op die dag werd doodgeschoten (8 december). Het zijn allemaal plagerijen: we onthouden elkaars geboortedatum natuurlijk ook zonder die macabere geheugensteuntjes (al weet ik nu al dat zij dat bij hoog en bij laag zullen ontkennen).
Ik vierde mijn verjaardag nooit. Ik vond het altijd zo’n gedoe. Ja, het cadeautjes krijgen was leuk, maar verder… Toen ik op de basisschool zat, heb ik maar een handvol verjaardagspartijtjes gegeven. Ik zag er altijd enorm tegenop om mensen uit te nodigen, mensen te zoeken die ik écht aardig vond. En ik was altijd ontzettend zenuwachtig als ze bij mij over de vloer kwamen. Dus ik deed het niet graag. Mijn broer zei dat ik geen vriendjes over de vloer wilde hebben omdat ik me voor mijn ouders schaamde. Dat is denk ik niet zo, maar wie zal het zeggen… In de hogere klassen heb ik wel eens een drietal vriendjes meegenomen naar het Archeon en Naturalis – goed, dat is ook een soort feestje, dat is zo.
Op de middelbare school vierde ik mijn verjaardag ook eigenlijk niet. Er kwam wel eens een tante met haar twee dochters eten. Maar een echt feestje…
In romans of korte verhalen zijn verjaardagsfeestjes of bruiloften de perfecte momenten om personages te introduceren, zoals in Leo Tolstojs Oorlog en vrede en Katherine Mansfields The Garden Party. Het is haast cliché, maar oh zo makkelijk en lekker: je zet allemaal mensen bij elkaar die elkaar misschien helemaal niet mogen en dwingt ze om gezellig te doen. Als ik Arnon Grunberg mag parafraseren is dat gedwongen leuk doen triest. Bovendien leidt het makkelijk tot drama (en daar is dan weer de schrijver: niks zo handig als drama). In Louis Couperus’ De kleine zielen zijn de wekelijkse bijeenkomsten bij moeder Van Lowe zeer belangrijk en meesterlijk uitgewerkt. Couperus kiest er overigens ook voor om het hoofdpersonage Constance van Lowe op zo’n soort bijeenkomst – een spelletjesavond – te introduceren.
Ik heb wel een zwak voor scènes van feestjes, in films en in boeken. Het liefst de wat klassieker getinte: vrouwen in baljurken, mannen in nette pakken, wijntjes en hapjes. Geroezemoes en dan een entrée van een van de hoofdpersonen. Je volgt hem of haar door de menigte (dit werkt in films heel goed). Hier en daar een sigaret die wordt opgestoken. Gelach. Maar ook de wat minder aangeklede feestjes mogen er zijn: in La vie d’Adèle zit een briljante: de hoofdpersoon (Adèle) loopt rond op een feestje, door haar vriendin gegeven, en je ziet hoe eenzaam ze is. Niemand spreekt over zaken die haar interesseren. Ze loopt van gesprek naar gesprek.
Om mij heen waren er wel mensen die hun verjaardag vierden. Vooral familie. Als klein kind ga je dan met de andere kinderen daar (neefjes, nichtjes, buurtjongetjes en -meisjes) spelen. Een van mijn tantes had een trampoline in de tuin staan.
Op zo’n feestje zie je de tijd natuurlijk ook verglijden. Misschien zijn ze daarom ook zo geliefd bij schrijvers en filmmakers. In Woody Allens Café Society treft Jesse Eisenberg zijn oude geliefde Kristen Stewart op het eind op een nieuwjaarsfeestje. Beiden zijn veranderd bla bla bla. Maar het is wel een magische scène. Het is een verdichting van tijd. Als je mensen een of twee keer per jaar ziet, dan zijn dat je meetmomenten, op die momenten zie je iemand opgroeien. En dan is iemand plotseling opgegroeid.
Ik was laatst op de verjaardag van mijn grootvader, in Canada. Hij werd negentig. Maar hij had het zelf niet goed door. Hij wist dat hij negentig zou worden, maar niet dat het op die dag was. Hij was zeer verbaasd toen we zeiden dat hij negentig geworden was.
‘Vandaag? Morgen toch?’
Overmorgen?
De buren kwamen langs om taart te eten. Mijn grootvader hield zich afzijdig in het gesprek. Hij gedroeg zich als de pater familias die hij altijd is geweest: hij zorgde ervoor dat ze genoeg thee hadden (door mij een wenk te geven dat ik ze thee moest bijschenken), maar dat was het. Ik kon aan hem zien dat hij het allemaal niet meer kon volgen, maar dat hij genoeg door had om te weten dat er iets gaande was en dat hij daar een rol in speelde, dat het om hem draaide en dat hij het maar het beste allemaal over zich heen kon laten komen.
Misschien is het toch wel leuk om je verjaardag te vieren zolang je nog door hebt wat er aan de hand is, zolang je er nog van kunt genieten. En zoveel moeite is het niet – wat drank inslaan, wat taart, een paar slingers aan de muur.
Wat mensen uitnodigen.
Volgend jaar ga ik mijn verjaardag vieren.