Over een paar uur vlieg ik naar New York. Drie maanden lang zal ik mijn zondag hier op Tirade.nu leeg laten, in de hoop ruimte te creëren voor de minder deadline-gerichte dingen, de dingen die de blog-lengte overschrijden.
Enkele weken geleden bekende ik hier dat ik de tijd uit elkaar wil trekken, totdat de dagen geen troebele lagen meer zijn, maar overzichtelijke vouwen, elke inkeping een adempauze. Nu vind ik in mezelf een tegenstander, want in New York wil ik juist op zoek naar vloeibaarheid. Of, zo zie ik het voor me: drie maanden zonder deadlines betekent drie maanden zonder dagen. Het liefst ook zonder duidelijk dag en nacht, maar ik begrijp dat de wereld gewoon doordraait.
Vannacht dronk ik een afscheidsbiertje met de thuisblijvers, want de koffer is te klein om hen mee te nemen, of de ambitie te groot. Telkens wanneer ik over het weer begin (‘Goh, ik kan mijn jas gewoon thuislaten!’) blijft het stil. Uiteindelijk roept iemand: ‘Maar jij gaat toch de hele dag binnen zitten schrijven?!’
Het afscheid is zonder drama, de bekende kus en knuffel, het zijn maar drie maanden en ‘je bent tegenwoordig nooit echt ver weg’, maar dat van het weer wil ik terugnemen (hoewel, for the record, het is daar 31 graden).
Ik ruim op en vind meer doppen dan lege flesjes.
Samen met de allerbelangrijkste thuisblijver wacht ik tot het licht wordt.
‘De tijd moet vloeibaar worden’, zeg ik, ‘dan zijn drie maanden zo voorbij en kan ik je ook niet missen.’ We knijpen onze rode ogen tegen de dag die aanbreekt. De laatste uren stromen te snel, bijna staan we al op Schiphol.
‘Stroperig’, verbeter ik mezelf, ‘De tijd moet stroperig worden.’ Zodat het kleeft, beklijft. De tijd hoeft niet voorbij te gaan als ‘ie toch geen indruk maakt.
Ik weet wat ik zoek, trek het boek uit de kast en lees voor (voorlezen, de mooiste daad die op Skype wel mogelijk lijkt, maar toch nooit werkt):
– Wat drinken jullie?
– Sambuca.
– Mag ik een slokje?
Ik gaf haar mijn glas, ze nam een slokje en gaf het terug.
– Anijs.
– Ik houd ervan hoe stroperig het is.
– Ik heb mascara in mijn tas. We kunnen iets op zijn gezicht tekenen.
– Een Hitlersnor?’*
Straks koop ik een zak taxfree drop. Voor onderweg, zodat ik de sambuca in de lucht al bijna proeven kan. Maar eerst zal ik een sms sturen aan de allerbelangrijkste thuisblijver: kijk straks even op Tiradu.nu.
Bedrink je (Charles Baudelaire)
Wees altijd dronken. Daar gaat het om: dat is het enige.
Om niet de afschuwelijke last van de tijd te voelen die je
schouders verbrijzelt en je naar de aarde toe drukt,
moet
je je onophoudelijk bedrinken.
Maar waar aan?
Aan wijn, aan poëzie, of aan
deugdzaamheid, dat moet je zelf weten.
Maar bedrink je.
En als je, een enkele keer, op de traptreden van een paleis,
op het groene gras van een greppel, in de sombere
eenzaamheid van je kamer, wakker wordt,
en de dronkenschap is al verminderd of verdwenen,
vraag
dan aan de wind, aan de golf, aan de ster, aan de vogel, aan
de klok, aan alles wat vliegt, aan alles wat zucht, aan alles
wat voortrolt, aan alles wat zingt, aan alles wat spreekt,
vraag dan hoe laat het is:
en de wind, de golf, de ster, de vogel, de klok, zullen je
antwoorden: “Het is tijd om je te bedrinken!”
Om niet de gemartelde slaven van de tijd te zijn, bedrink
je,
bedrink je voortdurend!
Aan wijn, aan poëzie of aan deugdzaamheid, dat moet je zelf weten.
*Uit De Republiek van Joost de Vries