Dingen die altijd met je meereizen. Onbelangrijke feitjes die je per ongeluk hebt onthouden van een aflevering Klokhuis. Zinnen uit verhalen en gedichten die je vergat na het lezen maar die ineens kristalhelder in je kop klinken als ze toepasselijk blijken te zijn. Komt een duif van honderd pond/een olijfboom in zijn klauwen, zoemt het in mij rond de laatste tijd. Vroman. Vooruit, nooit helemaal vergeten, maar meestentijds niet zo aanwezig als toen de wereld vlak bij mijn voeten begon af te brokkelen, in plaats van zoals gebruikelijk toch minstens een land of vijf verder dan waar die voeten zich bevinden.
Met die duif op mijn rug en de olijfboom tussen mijn tenen gleed ik de dagen door. Mooie maar te drukke dagen, te veel mensen. Ik ging van etentjes naar boekpresentaties en ten slotte naar de verjaardag van mijn moeder, waar zich nog zo’n meereizende spookherinnering naast de duif vleide. Ellen heet ze, ze is sneltekenaar en mijn moeder en ik maakten in koor ineens een grap over haar. Niet omdat we haar kennen, maar omdat er zal zo lang ik me kan herinneren – en ook mijn moeder weet niet zo goed of er ooit een Ellenloze tijd heeft bestaan – haast elke zaterdag een advertentie in de krant staat waarin ze haar diensten aanbiedt.
Mijn moeder en ik maakten dus grappen over Ellen de Sneltekenaar, terwijl het overige gezelschap niet begreep waar het over ging en wij eigenlijk niet wisten dat we Ellen zo paraat hadden. Kennelijk heeft zij een even onuitwisbare indruk op me gemaakt als regels poëzie, en die ene keer dat er bij Midas Dekkers in de studio een Aziaat, een Afrikaan en een Europeaan stonden die hun oorsmeer vergeleken, waardoor ik een tijdje iedere keer dat ik in mijn oor peuterde dacht dat ik misschien wel Chinees was of zoiets, omdat mijn oorsmeer hetzelfde was als dat van de kerel bij Midas.
Daar zitten ze, die duif, de sneltekenaar, de Aziaat, de Afrikaan en de Europeaan, gemoedelijk op een olijftak, beschermd door mijn schedeldak. Het regent wattenstaafjes.
Binnenkort stop ik met mijn kantoorbaan. Iemand met collega’s vroeg: wordt het niet eenzaam, zonder collega’s en ik zei dat komt wel goed, ik zie genoeg mensen. Dat laatste is niet helemaal waar; ik heb de neiging altijd maar alleen te willen zijn, de drukke dagen waren uitzonderlijk. Misschien is het toch verstandig om af en toe de wijde wereld in te gaan, dat moet wel, anders verdwijn ik voor altijd onder die boom, in mezelf, met alleen een sneltekenaar en een droeve duif als gezelschap.
—
Roos van Rijswijk (1985) is redacteur van Tirade, publiceerde verhalen in diverse literaire tijdschriften en is één van initiatiefnemers van de J.M.A. Biesheuvelprijs. Ze is columnist bij Advalvas. In februari verschijnt haar roman Onheilig (Querido).