‘Heidi’. Wat een vreemde mengelmoes van nostalgie, calvinisme en rebellie. Een van de weinige buitenlandse series die gewoon op de Zuid-Afrikaanse buis werd vertoond tijdens de apartheidsjaren. Je zou het camp kunnen noemen, als het niet zo verwoestend zou zijn voor de ziel.
Mijn Zuid-Afrikaanse vrienden en vriendinnen zijn er bijna allemaal mee opgegroeid. Heidi, het meisje zonder ouders, op blote voetjes door het brandschone, kraakheldere berglandschap rennend. Hoewel, kraakhelder – in de overduidelijk niet gedigitaliseerde Afrikaanse versie lijkt het eerder alsof er iemand op de filmstrook heeft gepist. Het is allemaal van een ongelofelijke grauwheid en het beeld is bruin en dof, een beetje zoals het modebeeld van de jaren zeventig.
‘Heidi’, de oer-vorm van manga, compleet met manga-lach of schreeuw (mond heel wijd open en een beetje trillend), en grote manga-ogen (dito).
Ze is terug van weggeweest. Tip van Danie. Bij de betere CNA, zeg maar Bruna- of Akowinkel, is de dvd te koop. In het Afrikaans bovendien. Schitterend nagesynchroniseerd. De bronzen H.H. ter Balkt-stem van opa (‘Ek kry jou jammer Peter, jy probeer verniet los kom as Heidi haar iets voorgeneem het!’), dat maffe kweklachje van Heidi. En er komt geen gekke huidskleur aan te pas. Geen wonder dat ‘die wit menere’ in Pretoria hier hun goedkeuring aan gaven.
En Maya is er dol op. Vooral, zo begint het erop te lijken, omdat ze er zo lekker van moet huilen. Het is hartverscheurend om dat onderlipje steeds sterker te zien trillen, tot ze het verdriet niet langer kan weerstaan en de tranen naar buiten spuiten. Toch moet en zal ze blijven kijken. Voor Heidi laat ze alles staan.
‘Heidi soekuh mamma…’ en daar gaat ze weer. Met nog natte wangen en rode oogjes roept ze tussen het hikken door: ‘No-no-no, nóg Heidi!’ Ik denk niet dat ze het concept ‘weeskind’ al begrijpt.
Lekker janken lucht geweldig op, ik heb mezelf in magere tijden kapot zitten snotteren bij Oprah Winfrey (‘You lost… 55 kilo?!’), een beetje zoals Paul Vitti in ‘Analyze this’.
Maar dat je daar al op tweeënhalf behoefte aan hebt, dat is nieuw. Die verdomde intuïtie ook. De subtekst van ‘Heidi’ – weemoed, vervreemding, marginalisering, eenzaamheid – heb je blijkbaar feilloos door op dertig maanden. Alleen kun je die zwaarte dan nog niet aan.
Want ‘Heidi’, dat is zware kost, sterker, voor gevoelige jonge zieltjes is ‘Heidi’ een drug. Je gaat eraan kapot, en wilt steeds weer, en meer.
Net het echte leven. Langzaam afkicken is het enige devies.
Eenzaamheid
Een zee omgeeft de wereld van wie eenzaam is. Het
is de golvenzee van ’t einde van de wereld. Haar
wateren zijn zwart; haar horizon bestaat niet. Ik teken
de contouren van die zee met een potlood van
nevel. Dan gum ik alle vogels uit boven haar
oppervlak. Ik zie ze vluchten voor het vlakgum
in de grotten van het kustland: de geschrokken vogels
van de eenzaamheid. ‘Het is een ontoegankelijke wereld,’ zegt
wie eenzaam is. En hij gaat zitten op de rand om zijn
geval te overwegen. Niets bestaat meer buiten hem, zelfs
niet die witte dageraad die hem verplicht zich te herinneren
dat hij nog leeft. Dan wacht hij totdat het getij zal stijgen,
op die zee zonder getijden, om een besluit te nemen.
(Nuno Júdice, De emotie in kaart gebracht. Vertaald door August Willemsen, 2005)