Geachte heer Kollaard,
Sinds u in uw blog bent begonnen over mij te schrijven, stromen de e-mails binnen. Verzoeken van boekhandelaren, uitgevers, leesclubs, bibliotheken, noem maar op. Het is om gek van te worden. Zou u alstublieft niet meer over mij willen schrijven?
U suggereert dat ik indertijd ben gestopt met schrijven bij gebrek aan succes. U tekent een man die zich verbitterd terugtrok op Malta. Dat is unfair. Ik ben gestopt met schrijven omdat ik mijn werk beneden de maat vond. U lijkt daar anders over te denken, maar mijn oordeel staat nog altijd vast: wat ik heb geschreven, had ik nooit mogen publiceren. Het was rommel. Ik was een ijdele jongeling, verliefd op aandacht en roem, dromend van eeuwigheidwaarde. Uiteindelijk kwam ik tot inkeer, nogal laat, ik geef het grif toe, maar laten we wel wezen: heel wat schrijvers blijven wentelen in hun eigen geil, tot de dood volgt.
Ik niet. Dus nogmaals: zou u alstublieft willen ophouden over mij te schrijven?
Maria was inderdaad erg mooi. Ze is dood, al zeven jaar, kanker. Kennelijk wist u dat nog niet. Ze is bijgezet in het familiegraf (links op de foto). Ik zoek haar elke zondag op en leg dan een roos neer. Dat zeg ik niet om uw medelijden of sympathie te wekken maar omdat het geen poëzie is: het is een feit. Daar wil ik het graag bij houden.
Ik heb uw debuut overigens met plezier gelezen. Mooie titel. Wel bent u een tikje geobsedeerd met het levenseinde. Dat maakt uw proza hier en daar krampachtig: echt grote schrijvers, meneer Kollaard, blijven dansen met hun onderwerp, al houdt het ze bij de strot.
Ik groet u.
Joh. Saaymans