In één van de kamers van het huis waar Renoir zijn laatste jaren doorbracht, staat een ouderwetse rolstoel. Van hout.
Ik doe helemaal niks. Ik lees niet. Ik schrijf niet. Ik beantwoord geen mail.
Lunchen op een terras bij de bloemenmarkt. Zonder jas.
Aan de Promenade des Anglais worden kerstbomen verkocht. In zee zwemmen mannen en vrouwen met Kerstmanmutsen op. Één jongen draagt zelfs een grote witte baard en een gele zonnebril. Een kajak met een kunststof rendier voorop.
Ik probeer een week helemaal niks te doen. Met het intikken van dit stukje ben ik eigenlijk al in overtreding.
Tussen de olijf- en mandarijnenbomen in de tuin bij Renoirs huis denk ik: ja, waarom zou je hier ook eigenlijk geen bezadigde doekjes en beelden maken? Madeliefjes, mugjes in het licht van de middagzon.
Alles glanst en glinstert, alles leeft.
Op pleinen ruisen fonteinen. Bij de bushaltes hangen jongens in trainingspakken. Oude mensen ruiken naar mottenballen, jonge donkere vrouwen naar kokosolie. Een steeg door, een trap op – het vrolijk-melancholische geluid van een trekharmonica die wordt bespeeld door een vijftiger op een stenen bankje.
De oude Renoir leed aan reuma en aan artritis. Er zijn zwijgende filmbeelden waarop hij laat zien hoe hij blijft werken: zijn handen zijn ingezwachteld, de penselen steken tussen huid en katoen. Hij gaat zijn doeken te lijf als een bokser. De oude, poezelige Renoir – action painter avant la lettre.
Kook ik zelf, dan draai ik Serge Gainsbourg. Gainsbourg: dichter, mooiboy, chansonnier, regisseur, schilder.
Het paradijs bestaat. Vanaf luchthaven Nice ben je er in twintig minuten. Bus 200, richting Cannes.
Ik verheug me op de matinee van komende woensdag. Ballet in de Opéra.
Iedere dag loop ik vanuit het dorp de berg af, naar zee, om naar de vissers te kijken. Hoe ze hun spartelende vangst in een theedoek wikkelen en hem dan met één tik doodslaan op de rotsen. Alle patisserie wordt hier in vloeipapier verpakt. ’s Avonds is het koud en, logisch, donker, dan kun je op het pleintje met de kerstmarkt een zakje gepofte tamme kastanjes kopen.
In het restaurant naast de bloemenmarkt werkt een serveerster die iedere handeling die ze uitvoert zelf recenseert. Parfait! Hier, uw koffie… parfait. Zo, dan neem ik de borden weer mee… parfait! Ja, neemt u maar plaats… parfait!
Het slechte, het lelijke – bij deze lichtsterkte lost het gewoon op. Suikerklontje, gloeiend hete thee.
Voor vogels en bomen en vissen maakt het niet uit of het 6 februari is of 25 december. Soms is het leuk om kerst met twintig mensen van drie, vier generaties door te brengen aan een grote tafel. Maar liever vier ik kerst als de dieren: niet.
Alles hier verzet zich tegen een narratief. Wat volstaat als verbinding: schoonheid en zonlicht.
In de voortuin staat een grote sinaasappelboom. Ik loop op mijn blote voeten naar buiten. Tussen de bladeren van de sinaasappel hangen tientallen of misschien wel honderden vruchten. Ik begin te tellen. Bij 187, 188, 189 stop ik omdat ik me realiseer dat ik me had voorgenomen een week niks te doen.
’s Avonds kijk ik vanuit de woonkamer op de tweede verdieping naar de lichtjes in het dal en in de bergen. Hoeveel mensen zouden nu, gelijktijdig, naar de schichten van de vuurtoren staan te kijken? En hoeveel van hen zouden zich afvragen hoeveel mensen nu, gelijktijdig, naar de schichten van de vuurtoren staan te kijken?
Tirade – een welbehagen.
Soundtrack (allemaal staan!): ‘Vrede op Aarde.’
——–
Volgende week: Let’s call it a year.