Bijna vier eeuwen geleden boog zich
een cartograaf over deze gravure
bekeek hem en keurde hem goed.
Kende hij het verschil tussen feit en vermoeden
tussen nu en altijd, heeft hij gedacht:
ja, zo is het precies?
Ik buig mij net als hij over zijn kaart
ik zoek de plek waar ik woon.
Waar het hoofd bewoog van de cartograaf toen
zijn hand dit wereldje tekende, de riviertjes
de boompjes, ja zelfs de grassprietjes
daar zweeft nu ook mijn hoofd
hoog boven het papier in de diepte
tot ik denk: ach ja, toch, hier.
Zo dichtbij en zo ver
zo van mij en zo vreemd als de huid
van de hand die het aanwijst.
Uit: Rutger Kopland, Over het verlangen naar een sigaret