Winter

Laat het na deze winter nog eens winter zijn.

Geen statig broeden meer. Geen kievitsei.

Geen welbedreven paring of zorgvuldig nest.

Ik hoop dat kou de grond voorgoed verpest

met alles dat nog kiemen zou daarbij.

 

Laat straten grauw zoals ze ’s winters zijn.

De moddersneeuw van uitgebeende dagen,

twee blauwe kinderwanten naast een wak.

Ik kan geen lammetjes verdragen.

 

Niets erger dan dat woekerend gemak

waarmee de lente aan het groeien slaat.

Daaronder houdt het ijs een zoontje stil.

 

Voor al dat leven maakt hij geen verschil.

Er is geen zonlicht dat hem bovenbrengt.

 

Geen voorjaar dat hem kennen wil.

Uit: Ester Naomi Perquin, Servetten halfstok