De schrijfster Carry van Bruggen (1881 – 1932) werd geboren in Smilde als Carry de Haan. Zij was de zuster van Jacob Israël de Haan. Van Bruggen bracht haar jeugd door in de Zaanstreek. Haar vader was een streng joods-orthodoxe godsdienstleraar. Carry werd onderwijzeres in Amsterdam en trouwde in 1904 met de journalist Kees van Bruggen, redacteur en criticus van Het Volk en Algemeen Handelsblad, van wie ze, na een verblijf van een aantal jaren in Delhi en de geboorte van twee kinderen, uiteindelijk scheidde
Vanaf haar debuut in 1907 (In de schaduw) publiceerde Van Bruggen verhalen en romans. In de Eerste Wereldoorlog werkte ze aan haar filosofische boek Prometheus, dat in 1919 verscheen. Aanvankelijk werd er nauwelijks op het boek gereageerd, maar het inspireerde Menno ter Braak tot het schrijven van zijn boek Carnaval der burgers. Ander non-fictiewerk is Uit het leven van een denkende vrouw (1920) en Hedendaags Fetisjisme (1925). In 1921 verscheen het sterk autobiografische Het huisje aan de sloot; in 1927 haar wellicht belangrijkste roman Eva, waarin de dood van haar broer Jacob Israël de Haan een rol speelt. Kort na de verschijning van deze roman belandde zij in een jarenlange depressie die eindigde in haar zelfmoord in 1932.